Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de huur van een winkelruimte centraal. De eiser, [eiser], vorderde van de gedaagde, [gedaagde], de betaling van energiekosten die hij had voorgeschoten tijdens de huurperiode van de winkelruimte. De gedaagde had volgens de huurovereenkomst de verplichting om zelf een elektriciteitscontract af te sluiten, wat zij niet had gedaan. Hierdoor bleef de eiser verantwoordelijk voor de elektriciteitskosten, die hij nu terugvorderde van de gedaagde. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de gevorderde kosten betrekking hadden op een andere elektriciteitsmeter dan die van de gehuurde winkelruimte.
De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij de gedaagde niet verscheen op de mondelinge behandeling. De eiser legde uit dat een elektricien had vastgesteld dat de meterstanden overeenkwamen met de eindafrekening van de energiemaatschappij, ondanks een fout in het meternummer in het proces-verbaal van oplevering. De kantonrechter oordeelde dat de eiser zijn vordering voldoende had onderbouwd en dat de gedaagde de bevindingen van de elektricien niet had weerlegd. Daarom werd de vordering van de eiser toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De totale vordering van de eiser, inclusief de gevorderde kosten, werd vastgesteld op € 6.270,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis werd uitgesproken op 17 april 2024.