ECLI:NL:RBMNE:2024:2582
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging en verzoek om schadevergoeding afgewezen
Op 22 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres had een beroep ingesteld via een gestelde gemachtigde, A.F.M.J. Verhoeven, zonder de vereiste machtiging over te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gestelde gemachtigde niet door eiseres of haar rechtsopvolgers was gemachtigd om het beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat een gemachtigde een geldige machtiging moet overleggen wanneer de rechtbank daarom vraagt.
De rechtbank heeft de gestelde gemachtigde meerdere keren de kans gegeven om de ontbrekende machtiging te overleggen, maar hij heeft hier niet op gereageerd. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de eenmanszaak van eiseres per 18 november 2015 was uitgeschreven uit het handelsregister, en dat er geen geldige machtiging was voor de gestelde gemachtigde om namens eiseres op te treden. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat in andere zaken die door de gestelde gemachtigde waren ingediend, er twijfels bestonden over de geldigheid van de machtigingen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat eiseres nooit de intentie heeft gehad om een beroepsprocedure aanhangig te maken. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.