Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
De directie van de RDW, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door de voormalig gemachtigde van eiser is ingediend tegen een besluit van de directie van de RDW. Het beroep was gericht tegen een besluit van 19 december 2022, waarin het bezwaar van eiser tegen een betalingsverplichting voor inschrijving in het kentekenregister ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voormalig gemachtigde geen recente machtiging had ingediend, wat noodzakelijk is voor het indienen van een beroep namens een ander. Ondanks herhaalde verzoeken om een geldige machtiging, heeft de voormalig gemachtigde zich op 16 februari 2024 onttrokken als gemachtigde van eiser.
De rechtbank heeft eiser vervolgens per aangetekende post geïnformeerd over de zitting en gevraagd of hij de beroepsprocedure wilde voortzetten. Eiser heeft echter niet gereageerd en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien hij niet heeft aangetoond dat hij de voormalig gemachtigde heeft gemachtigd om het beroep in te stellen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat eiser niet heeft aangegeven dat hij dit verzoek handhaaft. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht niet wordt teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier M.M. van Luijk-Salomons.