ECLI:NL:RBMNE:2024:2870

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24/298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een beroep van de eiser omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 22 september 2023 een Woo-verzoek ingediend, waarin hij vroeg om alle facturen van bedrijven die betrokken zijn bij het handhavingsdossier in de binnenstad. Verweerder had op grond van de complexiteit van het verzoek de beslistermijn met twee weken verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 3 november 2023 genomen had moeten worden. Eiser heeft verweerder op 15 december 2023 in gebreke gesteld en heeft op 11 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder na het instellen van beroep alsnog een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij het nemen van een besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld en heeft hij recht op een vergoeding van de proceskosten. Verweerder is veroordeeld tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan eiser en moet ook het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,

(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn Woo-verzoek ingediend op 22 september 2023. Hierin verzoekt eiser – kort gezegd – om alle facturen van de bedrijven die betrokken zijn bij het ‘handhavingsdossier (wijk) binnenstad’.
4. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Vanwege de complexiteit van het verzoek heeft verweerder op
28 september 2023 verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 3 november 2023 moeten beslissen.
5. Bij brief van 15 december 2023 is verweerder in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 11 januari 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder na het instellen van beroep alsnog een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij het nemen van een besluit. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Omdat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld, krijgt hij een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,25). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75.
8. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te tekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.