ECLI:NL:RBMNE:2024:2958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/1778
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor nieuwbouw kindcentrum

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 21 februari 2024 behandeld. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning door het college van de gemeente Gooise Meren voor de nieuwbouw van een kindcentrum op een specifieke locatie in de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekers geen bezwaarschrift hebben ingediend bij het college, wat een vereiste is voor de ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter legt uit dat de connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en het bezwaar tegen het primaire besluit essentieel is. Verzoekers hebben geen bewijs geleverd van een ingediend bezwaarschrift, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te verduidelijken. Hierdoor kan de rechtbank niet anders dan het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat, conform de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1778

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , allebei uit [woonplaats] , verzoekers

en

het college van de gemeente Gooise Meren (het college), verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kordelaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 21 februari 2024 (het primaire besluit). Bij dat besluit heeft het college aan de gemeente Gooise Meren een omgevingsvergunning verleend voor het nieuw bouwen van kindcentrum [kindcentrum] op locatie [adres] in [woonplaats] (gemeente Gooise Meren).
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Overwegingen

3. De voorzieningenrechter kan uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op de zitting te verschijnen als een verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter nu uitspraak zonder zitting. [1] De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
Geen bezwaarschrift
4. Voor een ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening is nodig dat verzoekers tegen het besluit waarover het verzoek gaat ook bezwaar hebben gemaakt bij het college. [2] Deze zogeheten connexiteit is een vereiste om het verzoek om een voorlopige voorziening in behandeling te kunnen nemen.
5. Verzoekers hebben bij hun verzoekschrift geen kopie overgelegd van een bezwaarschrift. Na ontvangst van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de griffier eerst gevraagd aan het college wat de stand van zaken is en of er bereidheid is nog niet te starten met de bouwactiviteiten voordat een besluit op bezwaar is genomen. Daarop is vanuit het college toegezegd de bezwaarprocedure af te wachten. Op 10 april 2024 heeft het college de griffier bericht dat hij binnen de bezwaartermijn geen bezwaarschrift heeft ontvangen van verzoekers. De griffier heeft daarna een aantal keren naar het telefoonnummer van verzoekers gebeld, maar heeft verzoekers niet kunnen spreken en ook geen bericht kunnen achterlaten. De griffier heeft dus ook niet kunnen controleren of de bijlage die bij het verzoekschrift is gevoegd als bezwaarschrift is bedoeld. Op 25 april 2024 heeft de griffier aan verzoekers schriftelijk gevraagd binnen een week te reageren of zij een bezwaarschrift hebben ingediend en deze alsnog te overleggen en daarbij erop gewezen dat indien geen bezwaar is ingediend het verzoek niet-ontvankelijk zal zijn. Verzoekers hebben daarop niet gereageerd. Als verzoekers telefonisch en per post niet meer reageren, kan de rechtbank niet anders dan de volgende beslissing nemen.
6. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoekers naast het verzoek om voorlopige voorziening bezwaar hebben gemaakt bij het college. Er wordt dus nu niet voldaan aan het connexiteitsvereiste.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Artikel 8:81, eerste en derde lid, van de Awb.