ECLI:NL:RBMNE:2024:2965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/3363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 7 mei 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld, die op 31 juli 2023 in beroep is gegaan omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 10 juli 2023 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft op 14 juli 2023 verweerder in gebreke gesteld, waarna de termijn voor een beslissing is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat een zitting niet nodig is.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Eiseres heeft dit correct gedaan, maar verweerder heeft zijn verplichtingen niet nagekomen. De rechtbank legt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoeden en een bedrag van € 218,75 aan proceskosten betalen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat de beslissing in het openbaar is uitgesproken en dat de griffier verhinderd is om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra)
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres van 31 juli 2023 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een verzoek of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar verzoek of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek ingediend op 12 juni 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo.
Verweerder had dus uiterlijk op 10 juli 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op
14 juli 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
3. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
4. Verweerder heeft in het verweerschrift van 17 augustus 2023 aangegeven binnen twee weken een beslissing te nemen. Deze termijn is inmiddels ook overschreden. De rechtbank ziet daarom geen reden om verweerder een langere termijn te geven om een beslissing te nemen.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6.. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb), een zitting is daarom niet nodig.
7. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,25). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 218,75,-.
8.. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.