Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
3.De overwegingen van de kantonrechter
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren”. Dat betekent dat om de vraag te kunnen beantwoorden of [eiser] behoort tot de doelgroep “huishoudens van twee of meer personen” beoordeeld moet worden of [eiser] met zijn kinderen een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voert of zal gaan voeren. Portaal heeft daarbij onweersproken gesteld dat om te kunnen spreken van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding, de kinderen minstens 50% van de tijd bij [eiser] moeten (gaan) verblijven.
zal gaan voeren, wanneer hij de woning krijgt toegewezen. [eiser] verwijst voor de onderbouwing naar het bepaalde in de ouderschapsplannen: [minderjarige 1] (nu 15 jaar) mag vanaf haar veertiende verjaardag kiezen bij wie ze wil gaan wonen en ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is afgesproken dat de ouders er in goed overleg voor kunnen kiezen de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader te laten zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] tegenover de betwisting door Portaal onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [minderjarige 1] er voor heeft gekozen op meer dan twee dagen per week bij hem te gaan wonen. [eiser] heeft geen schriftelijke verklaringen van [minderjarige 1] en haar moeder overgelegd. Zij waren ook niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling om de stelling van [eiser] te bevestigen. Ook de moeder van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, maar [eiser] heeft wel een schriftelijke verklaring van haar overgelegd. Daarin schrijft zij dat de woning een cruciale rol speelt in de zorg en ontwikkeling van [minderjarige 3] , die is gediagnosticeerd met autisme en een achterstandsontwikkeling en “
zal samen met zijn zus verblijven bij hun vader en aldaar hun hoofdverblijf hebben met inachtneming van het ouderschapsplan. De prikkels die [minderjarige 3] bij zijn ouders ervaart belemmeren hem in zijn ontwikkeling. Het is te druk in de woning waar vader nu verblijft.”De kantonrechter begrijpt hieruit dat [minderjarige 3] erbij gebaat is dat de woning aan [eiser] wordt toegewezen, omdat de woning waar [eiser] nu verblijft voor [minderjarige 3] te druk is. Echter, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter blijkt uit deze – overigens niet gedateerde en niet ondertekende – verklaring onvoldoende dat het de bedoeling is dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , wanneer de woning aan [eiser] wordt toegewezen, meer dan de twee dagen zoals afgesproken in het ouderschapsplan, bij [eiser] zullen verblijven. De moeder verwijst immers nadrukkelijk naar het ouderschapsplan. Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] – in tegenstelling tot wat in de ouderschapsplannen staat – niet het wettelijk gezag heeft over de kinderen, zodat het ook niet zonder meer aannemelijk is dat de kinderen (minstens 50% van de tijd) hun hoofdverblijf zullen hebben bij [eiser] . Onder deze omstandigheden is de enkele verklaring van [eiser] zelf en van de moeder van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onvoldoende om aan te nemen dat de kinderen van [eiser] meer dan twee dagen per week bij hem zullen gaan wonen.