ECLI:NL:RBMNE:2024:2972

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
11036479 \ AV EXPL 24-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot toewijzing sociale huurwoning aan alleenstaande vader met kinderen

In deze zaak heeft eiser, een 42-jarige man, een kort geding aangespannen tegen de Stichting Portaal, omdat hij niet de sociale huurwoning toegewezen heeft gekregen waar hij op had gereageerd. Eiser heeft drie kinderen bij twee ex-partners en woont momenteel bij zijn ouders. Hij vorderde dat Portaal hem de woning zou toewijzen, maar Portaal heeft deze vordering afgewezen op basis van de huisvestingsverordening, omdat eiser als eenpersoonshuishouden werd gekwalificeerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, maar Portaal heeft aangegeven dat de kinderen slechts twee dagen per week bij hem verblijven, wat niet voldoet aan de vereisten voor toewijzing van de woning aan een huishouden van twee of meer personen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met zijn kinderen een duurzame gemeenschappelijke huishouding zal voeren. De vordering van eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van €949,00. De uitspraak is gedaan op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 11036479 AV EXPL 24-13 SGK/44740
Kortgedingvonnis van 1 mei 2024
inzake
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: Y. El Messaoudi,
tegen:
de stichting
Stichting Portaal,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen: Portaal,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.J. de Groot.

1.De procedure

1.1.
Op 10 april 2024 heeft [eiser] Portaal gedagvaard in kort geding.
1.2.
Op 17 april 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daaraan voorafgaand heeft Portaal producties 1 tot en met 5 toegestuurd en [eiser] nog productie 9. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig [eiser] samen met zijn gemachtigde Y. El Messaoudi. Namens Portaal waren aanwezig [A] ( [functie 1] ), [B] ( [functie 2] ) en gemachtigde mr. T.J. de Groot. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigde van Portaal heeft daarbij een pleitnota gebruikt die aan de stukken kon worden toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Portaal toegelicht dat gebleken is dat de door haar ingediende producties 3 tot en met 5 geen betrekking hebben op [eiser] (maar op zijn broer) en dat die producties daarom niet meer ter zake doen. Om die reden is bepaald dat de door Portaal ingebrachte producties 3 tot en met 5 voor de beoordeling buiten beschouwing blijven.
1.4.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.
2. Waar deze zaak over gaat
2.1.
[eiser] is een 42-jarige man, die op dit moment (noodgedwongen) bij zijn ouders woont. Hij heeft drie kinderen ( [minderjarige 1] van 15 jaar, [minderjarige 2] van 5 jaar en [minderjarige 3] van 3 jaar) bij twee ex-partners. De kinderen wonen op dit moment bij hun moeders. [eiser] zoekt een woning waar hij met zijn drie kinderen kan gaan samenwonen.
2.2.
[eiser] heeft via WoningNet gereageerd op de vierkamer woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Hij heeft daarbij opgegeven dat hij een huishouden van vier personen heeft: vader en drie kinderen. De woning is eigendom van Portaal. Het betreft een sociale huurwoning. In totaal hebben ongeveer 1700 personen op de woning gereageerd.
2.3.
Op 21 maart 2024 heeft [eiser] een bericht ontvangen van Portaal dat hij één van de kandidaten was die nog in aanmerking kwam voor de woning, met daarbij het verzoek om een aantal gegevens aan te leveren. Nadat [eiser] de gevraagde gegevens had aangeleverd, heeft Portaal hem bericht dat hij de eerste kandidaat was voor de woning en verzocht om een ontbrekende inkomensstrook en een beschikking waaruit blijkt dat hij de zorgplicht heeft over de kinderen.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens de ontbrekende inkomensstrook overgelegd en twee ouderschapsplannen, met daarbij een begeleidende brief met – voor zover hier relevant – de volgende inhoud:
“(…)In uw bericht verzoekt u mij om de beschikking te overleggen m.b.t. de kinderen.
Met mijn beide ex-partners is er geen gerechtelijke procedure gevolgd maar zijn de afspraken in een rechtsgeldige ouderschapsplan opgesteld.
Uit de ouderschapsplannen kunt u opmaken dat de kinderen momenteel hun hoofdverblijf hebben bij de moeders, maar conform de ouderschapsplannen is er in goed overleg voor gekozen de kinderen hun hoofdverblijf bij mij als vader te laten hebben,.
Bij dit besluit is mijn oudste dochter [minderjarige 1] nauw betrokken en zij heeft hier mee ingesteld. (…)”
2.5.
Op 4 april 2024 heeft Portaal [eiser] een e-mailbericht gestuurd met de volgende inhoud:
“(…) Zojuist heb ik u telefonisch geprobeerd te bereiken maar helaas is dit niet gelukt.
Helaas moet ik u hierbij doorgeven dat de woning aan de [adres] niet aan u wordt toegewezen. Uit de ouderschapsplannen van alle drie de kinderen blijkt dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben. Ook staan de kinderen bij de moeder ingeschreven bij de gemeente, zoals blijkt uit zowel het BRP als de ouderschapsplannen. Hierdoor komt u op grond van de huisvestingsverordening niet in aanmerking voor de woning. De brief die u heeft ingezonden is niet rechtsgeldig en kan niet worden meegenomen in dit besluit.
De woning zal dan ook worden toegewezen aan de volgende kandidaat.
Het spijt mij u dit te moeten mededelen, ik had u graag anders bericht. (…)”
2.6.
[eiser] is het niet eens met de afwijzing. Hij stelt dat Portaal op grond van de huisvestingsverordening en de daarin gestelde voorwaarden de woning aan hem moet verhuren.
2.7.
[eiser] vordert (primair) hoofdelijke veroordeling van Portaal tot het aangaan van een huurovereenkomst met [eiser] betreffende de woning aan de [adres] in [plaats] en hoofdelijke veroordeling van Portaal tot het staken van de toewijzingsprocedure met de andere kandidaat. In het geval dit onmogelijk blijkt, vordert [eiser] (subsidiair) hoofdelijke veroordeling van Portaal tot het aanbieden van een soortgelijke woning in dezelfde wijk aan [eiser] binnen veertien dagen. Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Portaal in de kosten van deze procedure.
2.8.
Portaal heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. Zij stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
2.9.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, worden ingegaan.

3.De overwegingen van de kantonrechter

Wijziging van eis
3.1.
Portaal heeft tijdens de mondeling behandeling aangevoerd dat de (primaire) vordering van [eiser] om Portaal hoofdelijk te veroordelen tot het aangaan van een huurovereenkomst in kort geding niet toewijsbaar is, omdat met het aangaan van een overeenkomst een nieuwe rechtstoestand zal ontstaan. Dat is volgens Portaal in strijd met het voorlopige karakter van een veroordeling in kort geding. [eiser] heeft de vordering vervolgens ‘gewijzigd’ in die zin dat de vordering zo moet worden uitgelegd dat hij een hoofdelijke veroordeling vordert van Portaal tot het voeren van een nieuwe procedure tot het aangaan van een huurovereenkomst. Portaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze uitleg van de vordering, zodat de kantonrechter de (primaire) vordering aldus zal verstaan.
Spoedeisend belang
3.2.
Een vordering in een kort geding kan alleen worden toegewezen als de eiser ( [eiser] ) daarbij een spoedeisend belang heeft. Hiervan is sprake als een onverwijlde voorziening is geboden en de afloop van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering. Portaal heeft het spoedeisend belang ook niet betwist. [eiser] is dus in zoverre ontvankelijk in zijn vorderingen.
Het verdere juridische kader
3.4.
Voor toewijzing van de vordering van [eiser] in kort geding is vereist dat de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort geding procedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering.
Het oordeel van de kantonrechter
3.5.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. Hierna wordt dit oordeel toegelicht.
Toelichting
3.6.
In geschil is of Portaal de woning – een sociale huurwoning, gelegen in de gemeente Amersfoort – aan [eiser] had moeten toewijzen. Partijen zijn het erover eens dat voor de beoordeling van hun geschil de regels uit de Huisvestingsverordening Amersfoort 2022 (hierna: de huisvestingsverordening) uitgangspunt zijn.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] aanvankelijk niet heeft begrepen op grond waarvan Portaal de woning niet aan hem heeft toegewezen. [eiser] had namelijk uit de e-mail van Portaal van 4 april 2024 opgemaakt dat de reden was dat zijn kinderen – op het moment van toetsen – niet het hoofdverblijf bij hem hadden en niet bij hem stonden ingeschreven. Volgens [eiser] was die reden niet toereikend omdat inschrijving en hoofdverblijf op moment van toetsing geen vereisten zijn voor toewijzing op grond van de huisvestingsverordening. Portaal heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat dit inderdaad geen (directe) vereisten zijn. Zij heeft toegelicht dat zij de woning niet aan [eiser] heeft toegewezen omdat hij kwalificeert als een één-persoons huishouden in de zin van de huisvestingsverordening. Dat heeft zij gedaan omdat uit de ouderschapsplannen blijkt dat de kinderen slechts twee dagen per week bij hem verblijven. Portaal heeft toegelicht dat een woning met vier kamers op grond van artikel 10 van de huisvestingsverordening met voorrang moet worden toegewezen aan de doelgroep “huishoudens van twee of meer personen”. Uit de selectiecriteria en ‘sorteerregels’ van de advertentie van de woning blijkt volgens Portaal ook duidelijk dat voor toewijzing van de woning het huishouden moet bestaan uit twee of meer personen. De achterliggende gedachte hiervan is dat woningen passend moeten worden verhuurd.
3.8.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling herhaaldelijk te kennen gegeven dat hij vindt dat Portaal de afwijzing beter had moeten motiveren, zodat het voor hem direct duidelijk had kunnen zijn op grond waarvan Portaal de woning niet aan hem heeft toegewezen. [eiser] verbindt hieraan echter geen rechtsgevolgen. Dat zal de kantonrechter ook niet doen. Portaal heeft de afwijzing tijdens de mondelinge behandeling duidelijk gemotiveerd en toegelicht, maar dat heeft er ook niet toe geleid dat [eiser] zijn standpunt en stellingen heeft gewijzigd. [eiser] is zich tijdens de mondelinge behandeling onverkort op het standpunt blijven stellen dat Portaal de woning aan hem had moeten toewijzen. Hij heeft desgevraagd verklaard dat het de bedoeling is dat zijn kinderen zeven dagen per week bij hem komen wonen. Volgens Portaal volgt uit de ouderschapsplannen niet dat [eiser] met zijn kinderen op meer dan twee dagen per week een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren en heeft [eiser] dat ook op een andere wijze niet aangetoond.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de vraag of [eiser] behoort tot de doelgroep “huishoudens van twee of meer personen”. Het ligt op de weg van [eiser] om voldoende aannemelijk te maken dat hij tot deze doelgroep behoort en dat Portaal de woning daarom ten onrechte niet aan hem heeft toegewezen.
3.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de huisvestingsverordening volgt dat onder een huishouden wordt verstaan “
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren”. Dat betekent dat om de vraag te kunnen beantwoorden of [eiser] behoort tot de doelgroep “huishoudens van twee of meer personen” beoordeeld moet worden of [eiser] met zijn kinderen een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voert of zal gaan voeren. Portaal heeft daarbij onweersproken gesteld dat om te kunnen spreken van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding, de kinderen minstens 50% van de tijd bij [eiser] moeten (gaan) verblijven.
3.11.
Het staat vast dat [eiser] op dit moment geen duurzaam gemeenschappelijke huishouding met zijn kinderen voert. Uit de door [eiser] overgelegde ouderschapsplannen volgt ook dat de kinderen hun hoofdverblijf bij moeder hebben en zij (slechts) twee dagen per week bij [eiser] verblijven. De kantonrechter begrijpt echter dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat hij gedurende zeven dagen per week een gemeenschappelijke huishouding met zijn kinderen wil en
zal gaan voeren, wanneer hij de woning krijgt toegewezen. [eiser] verwijst voor de onderbouwing naar het bepaalde in de ouderschapsplannen: [minderjarige 1] (nu 15 jaar) mag vanaf haar veertiende verjaardag kiezen bij wie ze wil gaan wonen en ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is afgesproken dat de ouders er in goed overleg voor kunnen kiezen de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader te laten zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] tegenover de betwisting door Portaal onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [minderjarige 1] er voor heeft gekozen op meer dan twee dagen per week bij hem te gaan wonen. [eiser] heeft geen schriftelijke verklaringen van [minderjarige 1] en haar moeder overgelegd. Zij waren ook niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling om de stelling van [eiser] te bevestigen. Ook de moeder van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, maar [eiser] heeft wel een schriftelijke verklaring van haar overgelegd. Daarin schrijft zij dat de woning een cruciale rol speelt in de zorg en ontwikkeling van [minderjarige 3] , die is gediagnosticeerd met autisme en een achterstandsontwikkeling en “
zal samen met zijn zus verblijven bij hun vader en aldaar hun hoofdverblijf hebben met inachtneming van het ouderschapsplan. De prikkels die [minderjarige 3] bij zijn ouders ervaart belemmeren hem in zijn ontwikkeling. Het is te druk in de woning waar vader nu verblijft.”De kantonrechter begrijpt hieruit dat [minderjarige 3] erbij gebaat is dat de woning aan [eiser] wordt toegewezen, omdat de woning waar [eiser] nu verblijft voor [minderjarige 3] te druk is. Echter, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter blijkt uit deze – overigens niet gedateerde en niet ondertekende – verklaring onvoldoende dat het de bedoeling is dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , wanneer de woning aan [eiser] wordt toegewezen, meer dan de twee dagen zoals afgesproken in het ouderschapsplan, bij [eiser] zullen verblijven. De moeder verwijst immers nadrukkelijk naar het ouderschapsplan. Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] – in tegenstelling tot wat in de ouderschapsplannen staat – niet het wettelijk gezag heeft over de kinderen, zodat het ook niet zonder meer aannemelijk is dat de kinderen (minstens 50% van de tijd) hun hoofdverblijf zullen hebben bij [eiser] . Onder deze omstandigheden is de enkele verklaring van [eiser] zelf en van de moeder van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onvoldoende om aan te nemen dat de kinderen van [eiser] meer dan twee dagen per week bij hem zullen gaan wonen.
[eiser] heeft nog genoemd dat de kinderen op WoningNet bij hem staan ingeschreven en dat daaruit volgt dat de moeders ervoor kiezen dat vanaf het moment dat hij een woning krijgt toegewezen, het hoofdverblijf van de kinderen bij hem zal zijn. De kantonrechter volgt [eiser] hierin echter niet, omdat [eiser] voor de informatie die hij opgeeft aan WoningNet niet de toestemming van de moeders nodig heeft.
3.12.
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] in de woning een huishouden zal gaan voeren van twee of meer personen en behoort tot de doelgroep “huishoudens van twee of meer personen”. Het is daardoor onvoldoende waarschijnlijk dat de bodemrechter in een nog te voeren bodemprocedure zal oordelen dat Portaal de woning aan [eiser] had moeten toewijzen. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
Tot slot
3.13.
De kantonrechter realiseert zich dat [eiser] in een moeilijke situatie verkeert en dat deze beslissing niet is geworden waar hij op had gehoopt. Zijn huidige woonsituatie laat het niet toe dat hij een gemeenschappelijke huishouding vormt met zijn kinderen, maar dat wil hij wel graag. Namens Portaal is tijdens de mondelinge behandeling aan [eiser] medegedeeld dat hij wel in aanmerking komt voor een driekamer woning en ook dat de ouderschapsplannen geactualiseerd kunnen worden in overleg met de moeders. Daarbij zal dan ook dochter [minderjarige 1] betrokken moeten worden, omdat zij ouder is dan 14 jaar.
Proceskosten
3.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Portaal worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 814,00 (tarief kort geding gemiddeld)
- nakosten € 135,00
Totaal € 949,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.