ECLI:NL:RBMNE:2024:3024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
16.216692-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling met vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling van de aangeefster, waarbij hij haar met de vlakke hand en met een (dubbelgevouwen) riem heeft geslagen. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de aangeefster op essentiële punten onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, waardoor de bewezenverklaring van deze feiten niet kon worden aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster op meerdere momenten in de periode van september 2022 tot en met 26 augustus 2023 door de verdachte is mishandeld. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat deze in de kern consistent zijn, maar dat er ook verifieerbare onjuistheden in haar verklaringen zaten. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, evenals een maatregel tot beperking van zijn vrijheid in de vorm van een contact- en locatieverbod voor de duur van 3 jaren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,-- toegewezen aan de benadeelde partij, de aangeefster, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.216692-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 december 2023, 14 februari 2024, 1 maart 2024 en 1 mei 2024.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 1 mei 2024 kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. de Groot en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.B. van Faassen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Tevens is kennisgenomen van hetgeen [A] , medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
1
in de periode 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 in Lelystad [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door haar te beletten de woning van verdachte te verlaten;
2
in de periode 1 september 2022 tot en met 26 augustus 2023 in Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door haar uit een auto te trekken en (met een riem) te slaan;
3
op 24 augustus 2023 in Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, waarbij verdachte een mes heeft gebruikt en dreigende woorden heeft geuit.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht de bewezenverklaring te beperken tot de periode 25-26 augustus 2023. De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster op onderdelen betwist.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster heeft op 26 augustus 2023 aangifte gedaan en een verklaring afgelegd bij de politie Midden-Nederland. Vervolgens heeft zij op 29 februari 2024 als getuige nog een verklaring afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris van deze rechtbank.
Beide verklaringen van aangeefster zijn belastend voor verdachte. Zij heeft verklaard over mishandelingen door verdachte op meerdere momenten in de periode september 2022 tot en met 26 augustus 2023, een bedreiging op 24 augustus 2023 en een vrijheidsberoving in de nacht van 25 op 26 augustus 2023.
Verdachte heeft zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en vervolgens op 20 februari 2024 een verklaring afgelegd bij de politie. Verdachte heeft toen bekend dat hij aangeefster in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 met zijn platte hand en meerdere keren met een riem heeft geslagen; alle andere hem verweten gedragingen heeft verdachte ontkend.
De (vermeende) vrijheidsberoving en mishandeling in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 en de mishandeling op 26 augustus 2023 overdag, zouden hebben plaatsgevonden in de woning van verdachte. Aangeefster en verdachte verklaren beiden dat in de genoemde nacht [getuige 1] kort aanwezig is geweest in deze woning. Bij de (vermeende) bedreiging op 24 augustus 2023 en bij de mishandelingen vóór 25 augustus 2023 en op 26 augustus 2023 aan het einde van de dag zijn volgens aangeefster steeds alleen zijzelf en verdachte aanwezig geweest.
[getuige 1] is op 11 januari 2024 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Uit zijn verklaring volgt dat hij niet heeft waargenomen dat, op het moment dat hij daar was, aangeefster de woning niet kon verlaten en niet heeft gezien dat aangeefster door verdachte werd mishandeld. [1]
Het voorgaande betekent dat een eventuele bewezenverklaring van de aan verdachte verweten gedragingen zwaar leunt op de verklaringen van aangeefster.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, een bewezenverklaring niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet voldoende steun worden gevonden in ander wettig bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster uitgebreid, concreet en gedetailleerd heeft verklaard. Ook zijn haar verklaringen in de kern consistent. De bekennende verklaring van verdachte dat hij aangeefster in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 heeft mishandeld en de wijze waarop hij dit heeft gedaan, geslagen met de platte hand en meerdere keren met een riem, komt overeen met de verklaringen van aangeefster. Ook andere delen van de verklaringen van aangeefster vinden steun in overig bewijsmateriaal, waaronder berichten die zijn aangetroffen op de telefoons van de ouders van aangeefster, [2] de verklaring van een vriendin van aangeefster die aangeefster voorafgaand aan en (kort) na een aantal (vermeende) incidenten heeft gezien en gesproken [3] en het aantreffen in de woning van verdachte van ducttape en de daarop aangetroffen DNA-sporen. [4] De rechtbank stelt daarentegen ook vast dat de verklaringen van aangeefster op één bepaald punt verifieerbaar onjuist zijn. Zo is uit onderzoek in de telefoon van aangeefster gebleken dat het telefoonnummer van verdachte op 26 augustus 2023 om 01:33:38 uur is geblokkeerd, [5] terwijl aangeefster concreet en gedetailleerd heeft verklaard dat haar telefoon op dat moment nog van haar was afgenomen, dat zij deze telefoon om 03:30 uur van verdachte heeft teruggekregen en dat zij het nummer van verdachte ná thuiskomst, rond 04:15 uur, heeft geblokkeerd. [6]
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor een eventuele bewezenverklaring van de aan verdachte verweten gedragingen behoedzaam omgaan met de verklaringen van aangeefster en (delen van) deze verklaringen slechts dan voor het bewijs gebruiken indien deze steun vinden in overig bewijsmateriaal.
Feit 1
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 in de woning van verdachte is geweest. Volgens aangeefster heeft verdachte haar telefoon en sleutels afgenomen, heeft hij haar teruggetrokken toen zij naar de deur wilde lopen, moest zij op een stoel plaatsnemen en heeft verdachte ducttape om haar hoofd gewikkeld en zat de ducttape op haar mond. De achterdeur was op slot en ook de voordeur is door verdachte op slot gedaan waarbij de sleutel in het slot bleef. In deze nacht is [getuige 1] naar de woning van verdachte gekomen; hij is in de woning geweest en verdachte en [getuige 1] zijn samen naar buiten gegaan om te praten, terwijl aangeefster op dat moment in de woning is gebleven. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij haar telefoon om 03:30 uur van verdachte heeft teruggekregen, waarna zij naar huis is gegaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat aangeefster in voornoemde nacht van haar vrijheid beroofd is geweest en is gehouden. De verklaringen van aangeefster vinden op essentiële punten onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij bij de woning kwam toen aangeefster daar was. Hij heeft niet waargenomen dat aangeefster de woning niet kon verlaten of in haar vrijheid werd beperkt. [getuige 1] heeft verklaard dat toen hij bij de woning was aangeefster op haar telefoon zat. Daar komt bij dat de verklaring van aangeefster dat verdachte de van haar afgenomen telefoon (pas) om 03:30 uur aan haar heeft teruggegeven, verifieerbaar onjuist is, zoals hiervoor reeds is overwogen.
In de woning van verdachte is weliswaar ducttape aangetroffen met daarop (mogelijk) van aangeefster en verdachte afkomstige DNA-sporen, maar zelfs indien wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaring van aangeefster dat verdachte ducttape om haar hoofd en mond heeft gewikkeld, betekent dit niet dat zij de woning niet heeft kunnen verlaten. Uit het dossier blijkt niet dat aangeefster door verdachte ergens aan was vastgebonden met de ducttape waardoor zij werd belet de woning te verlaten. Bovendien geeft aangeefster aan dat zij vervolgens zelf de ducttape er weer heeft afgetrokken. Dit maakt dat, hoewel de rechtbank ondersteuning ziet voor dit deel van de verklaring van aangeefster, deze omstandigheden onvoldoende zijn om te kunnen spreken van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 3
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster betreffende de gedragingen van verdachte op 24 augustus 2023 geen steun vinden in ander bewijsmateriaal. Aangeefster heeft verklaard dat alleen verdachte en zijzelf op dat moment in de woning van verdachte aanwezig waren; er zijn geen getuigen en evenmin is sprake van ander bewijs uit bijvoorbeeld forensisch onderzoek naar het mes dat bij de bedreiging zou zijn gebruikt. Het feit dat er een mes en messenslijper in de woning zijn aangetroffen, maakt dit niet anders. Dit betreffen immers geen voorwerpen die ongebruikelijk zijn om in een woning te hebben. Evenmin zijn deze voorwerpen op een ongebruikelijk plek in de woning aangetroffen.
Verdachte zal van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
Bewijsmiddelen [7]
Een proces-verbaal aangifte van 27 augustus 2023, waarin als verklaring van aangeefster [slachtoffer] onder meer is opgenomen, zakelijk weergegeven:
Mijn ex vriend is [verdachte] . De relatie is in september 2022 gestopt. [verdachte] heeft mij vanaf september 2022 mishandeld. In de nazomer van 2022 had ik ruzie met [verdachte] . Nadat [verdachte] mijn telefoon had afgepakt is hij in zijn auto weggereden. Ik ben in mijn eigen auto achter hem aan gereden. [verdachte] en ik zijn in de auto gaan zitten en [verdachte] is weggereden naar [naam] de sportvereniging in [plaats] . [verdachte] parkeerde buiten het zicht. [8] [verdachte] heeft mij meerdere keren met zijn vlakke hand in mijn gezicht geslagen. Ik heb van de mishandeling letsel overgehouden; ik had een streep boven op mijn schouder. [9]
Ongeveer één week geleden was ik bij [verdachte] thuis. Ik had ruzie met [verdachte] . [verdachte] sloeg mij in mijn gezicht met een vlakke hand. Ik denk dat [verdachte] mij in totaal 3 keer met een vlakke hand heeft geslagen in mijn gezicht. [10]
Op 25 augustus 2023 ben ik om 20:45 uur naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik zag dat [verdachte] boos werd; hij heeft mij een paar keer met een vlakke hand in mijn gezicht geslagen. Ik zag dat [verdachte] zijn riem afdeed en dubbelvouwde. Ik zat nog steeds op de bank. Ik zag dat [verdachte] opstond en boven mij kwam hangen. Ik voelde dat [verdachte] mij meerdere keren met de riem heeft geslagen. Ik voelde dat ik geraakt werd over mijn hele lijf. Ik voelde pijn toen hij mij sloeg met de riem. Dit is in totaal 3 keer zo gegaan. [11]
De volgende dag om ongeveer 17:15 uur kwam ik bij [verdachte] . Ik kreeg direct een klap met een platte hand op mijn rechterwang. Ik kreeg direct weer een klap van [verdachte] . [12]
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 28 augustus 2023, waarin als verklaring van getuige [getuige 2] onder meer is opgenomen, zakelijk weergegeven:
Vraag: Een vriendin van jou, genaamd [slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Weet je dan waar het over gaat?
Antwoord: Ja. [13]
Om 03:30 uur werd ik gebeld door haar, helemaal overstuur. Ze vertelde dat ze was geslagen. De volgende middag werd zij weer gebeld door [verdachte] . Hij stuurde mij ook een bericht; dit was zaterdag 26 augustus 15:33 uur. [14] [slachtoffer] moest daar naartoe. Ze was bang, overstuur. We kwamen in Lelystad. Ik vroeg of ik haar bij hem moest afzetten en ze zei dat ik dat maar moest doen. Ik reed naar huis en onderweg belde ze me al huilend op. Ze zei dat na elke zin, ze geslagen werd. Ze bleef maar huilen.
Ik heb bij [slachtoffer] blauwe plekken gezien en bloed op haar jurk. Op haar onderarm zag ik blauwe plekken. Het bloed zat aan de onderkant van haar jurk. Dit waren bloeddruppels. Ze had foto's gestuurd, hier zag ik ook op haar onderrug en dij en knie heftige blauwe plekken. Op haar rug zag ik blauwe striemen. [15]
[verdachte] heeft [slachtoffer] eerder mishandeld. [slachtoffer] vertelde mij dat. Ze hadden een ruzie over iets en dat liep uit de hand en toen had hij haar geslagen. Hij heeft toen een dag de telefoon afgepakt. Ik denk dat dat aan het eind van hun relatie was, toen het wat slechter ging. [16]
Een geschrift: een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD Flevoland betreffende letselonderzoek bij [slachtoffer] op 26 augustus 2023, opgemaakt op 27 augustus 2023 door A.R.J. Stumpel, forensisch arts GGD Flevoland en GGD Gooi en Vechtstreek, waarin als verklaring van voornoemde arts onder meer is opgenomen, zakelijk weergegeven:
Betrokkene geeft aan mishandeld te zijn. [17]
Beschrijvingen letsels:
  • op de binnenzijde van de rechter onderarm bevindt zich een blauwrode verkleuring van ongeveer vijf bij vijf centimeter.
  • op de buitenzijde van de linker bovenarm bevinden zich twee blauwe verkleuringen met een doorsnee van ongeveer 1 cm. Op de binnenzijde van de linker bovenarm bevindt zich een blauwe verkleuring met een doorsnee van ruim 1 cm.
  • op het rechter onderbeen, iets onder de knie, bevindt zich een blauwe verkleuring van ongeveer drie bij twee cm.
  • op het rechter achterbeen bevindt zich een blauwe verkleuring van ongeveer twee bij zes cm.
  • op de zijkant van het linkerbeen bevindt zich een blauwrode verkleuring van ongeveer negen bij vijf centimeter; naar beneden loopt deze verkleuring door in twee strepen van ongeveer zeventien centimeter lang en enkele mm breed.
  • links op de heup bevindt zich een blauwe verkleuring van ongeveer zes bij twee cm.
  • op de buitenzijde van het linker onderbeen, ongeveer halverwege, bevindt zich een blauwe verkleuring van ongeveer twee bij 1 cm.
Past gemelde toedracht bij de letsels: zeer goed (zeer goed, goed, mogelijk, niet goed, niet). [18]
Een verklaring van verdachte, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdagavond 25 augustus 2023 is [slachtoffer] bij mij thuis geweest. Ik werd boos en heb haar met mijn vlakke hand geslagen. Ik werd zo kwaad, dat ik mijn riem heb afgedaan en haar drie, vier keer met de riem heb geslagen. Zij moest huilen en had pijn. We zijn een halfuur stil geweest. Ik werd opnieuw kwaad; ik heb de riem gepakt en heb haar weer drie of vier keer geslagen. Ik denk dat ik haar twee keer met de vlakke hand heb geslagen. Ik begrijp dat wat ik heb gedaan, angst teweegbrengt. [19]
Bewijsoverweging
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de verklaringen van aangeefster over het mishandelen door verdachte op meerdere momenten in de periode september 2022 tot en met 26 augustus 2023 steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het gaat hierbij dus zowel om de mishandeling in september 2022, de mishandeling in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 en de mishandeling op 26 augustus 2023 overdag.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank voorbij gaat aan de verklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft immers verklaard dat hij in de woning aanwezig was op 26 augustus 2023 overdag en dat hij niet heeft gezien dat er op dat moment door verdachte geweld is gebruikt tegen aangeefster. De rechtbank acht deze verklaring onbetrouwbaar gelet op de meerdere wisselingen en tegenstrijdigheden in de verklaring zelf, alsmede gelet op de tegenstrijdigheden met voornoemde bewijsmiddelen, waaronder het tijdstip waarop [getuige 3] in de woning zou zijn geweest.
Gelet daarop acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld in rubriek 5.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
in de periode van 1 september 2022 tot en met 26 augustus 2023 te Lelystad telkens [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen
- te slaan in het gezicht en/of
- met een (dubbelgevouwen) riem te slaan tegen het lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
2.
mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* een ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
- verdachte te bevelen zich te onthouden van contact met [slachtoffer] en zich niet op te houden binnen 100 meter van de woning van [slachtoffer] :
primairop te leggen in de vorm van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) voor de duur van 3 jaren, waarbij zal worden bevolen dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan 1 week vervangende hechtenis zal worden toegepast, waarbij de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis ten hoogste 6 maanden bedraagt;
subsidiairop te leggen in de vorm van bijzondere voorwaarden, te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd het contact- en het locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft verklaard open te staan voor behandeling en geen bezwaar te hebben tegen oplegging van een contact- en een locatieverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een langere periode zijn ex-partner meermalen op grove wijze mishandeld. Hij heeft haar meerdere keren met zijn vlakke hand in haar gezicht geslagen en meerdere keren met een (dubbelgevouwen) riem op vele plaatsen op haar lichaam slagen toegebracht. Het slachtoffer heeft hierdoor angst ondervonden en pijn en letsel opgelopen. Door op deze wijze te handelen, heeft verdachte telkens een voor het slachtoffer bedreigende en onveilige situatie gecreëerd en inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk en weegt met name het gebruik van de riem als slagwapen, waartegen het slachtoffer zich op dat moment nauwelijks of niet heeft kunnen verdedigen, mee als strafverzwarende omstandigheid. De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld vaak nog lange tijd (ernstige) psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
Gelet op het voorgaande kan, mede in verband met een juiste normmarkering en algemene preventie, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf; de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde gedragingen zouden hierdoor miskend worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 25 maart 2024 (‘strafblad’) waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Voorts is gelet op het door Reclassering Nederland uitgebrachte adviesrapport van 22 april 2024, waarin onder meer wordt geadviseerd tot oplegging aan verdachte van een verbod om contact te hebben of te zoeken met slachtoffer [slachtoffer] en een verbod zich te bevinden binnen 100 meter van de woning van het slachtoffer.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Gelet op het verschil in bewezenverklaring legt de rechtbank een beduidend lagere straf op dan gevorderd. De rechtbank zal daarbij geen voorwaardelijk deel aan verdachte opleggen. Dit heeft te maken met de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Naast de gevangenisstraf zal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, aan verdachte een maatregel worden opgelegd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met het slachtoffer [slachtoffer] en zich niet op te houden binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer] in Lelystad. Deze maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 3 jaren. De rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan 1 week vervangende hechtenis ten uitvoer kan worden gelegd, tot een maximum van in totaal 6 maanden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,-- aan immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Dat de benadeelde [slachtoffer] schade heeft geleden wordt niet betwist. De raadsman heeft gesteld dat toewijzing van een bedrag van € 3.000,-- niet billijk is. Hij heeft, mede gelet op de bepleitte vrijspraak van de feiten 1 en 3 en beperkte bewezenverklaring van feit 2, verzocht op gronden van redelijkheid en billijkheid het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen. De raadsman heeft gesteld een bedrag van € 1.025,-- passend te achten.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel en psychische schade heeft opgelopen, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank acht de ingediende vordering voldoende onderbouwd en stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,--. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 3 jaren;
- beveelt dat verdachte:
 zich onthoudt van het – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
 zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer] aan de [adres] in [woonplaats] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan 1 (één) week vervangende hechtenis ten uitvoer kan worden gelegd, tot in totaal 6 (zes) maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro) ter vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr.
J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat hij:
1
in of omstreeks de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Lelystad (telkens) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door haar te mishandelen en/of te dwingen te gaan zitten op een stoel en/of tape om het hoofd te wikkelen en/of (anderszins) te beletten/belemmeren de woning van verdachte te verlaten;
2
in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 26 augustus 2023 te Lelystad en/of elders in Nederland (telkens) [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen, althans eenmaal)
- uit de auto te trekken en/of te slaan in/op/tegen het gezicht en/of de schouder en/of
- met een (dubbelgevouwen) riem te slaan op/tegen het lichaam;
3
op of omstreeks 24 augustus 2023 te Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een (vlees)mes te pakken en/of dat mes te slijpen met een messlijper en/of
- met dat mes te zwaaien terwijl hij, verdachte naar die [slachtoffer] keek en/of
- dat mes op/tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten/drukken en/of daarbij te zeggen dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zo dood kon maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- dat mes op/tegen de linkerwijsvinger en/of linkervoet te zetten/drukken en/of daarbij te zeggen: “Je hebt geluk ik ben nu weer rustig”.

Voetnoten

1.Processen-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] , pagina’s 4 tot en met 6.
2.Processen-verbaal van bevindingen, procesdossier pagina’s 64 tot en met 66 en pagina’s 115 en 116.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , procesdossier pagina’s 59 tot en met 62.
4.Proces-verbaal van doorzoeking, procesdossier pagina’s 39 en 42, en NFI-rapport, forensisch dossier pagina’s 42 en 45.
5.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage 3, dossier pagina 125.
6.Proces-verbaal aangifte, dossier pagina 30.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit, tenzij anders is vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte (en gecombineerde) processen-verbaal
8.Pagina 26.
9.Pagina’s 26 en 27.
10.Pagina 27.
11.Pagina 28.
12.Pagina 30.
13.Pagina 59.
14.Pagina 60.
15.Pagina 61.
16.Pagina 62.
17.Een geschrift: Letselrapportage van GGD Flevoland, pagina 85.
18.Een geschrift: Letselrapportage van GGD Flevoland, pagina’s 87 tot en met 93.
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 mei 2024.