ECLI:NL:RBMNE:2024:3033
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Invordering van een last onder dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om kozijnen aan zijn woning te herstellen. Het college had bepaald dat als eiser dit niet voor 1 mei 2022 zou doen, hij een bedrag van € 5.000,- moest betalen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze last, waardoor deze formele rechtskracht heeft gekregen. Bij controle op 2 mei 2022 bleek dat eiser de herstelwerkzaamheden niet had uitgevoerd, waarna het college op 23 maart 2023 het bedrag van € 5.000,- heeft ingevorderd.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het achterstallig onderhoud geen gevaar opleverde en dat hij al was begonnen met de herstelwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet tijdig aan de last had voldaan en dat de dwangsom verbeurd was. De rechtbank benadrukte dat aan het belang van invordering van een dwangsom veel gewicht wordt toegekend en dat alleen in bijzondere omstandigheden van invordering kan worden afgezien. De door eiser aangevoerde omstandigheden werden niet als bijzonder genoeg beschouwd om van invordering af te zien.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser het bedrag van € 5.000,- aan het college moest betalen, zonder terugbetaling van het griffierecht. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.