ECLI:NL:RBMNE:2024:3098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/1243
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, dateert van 23 oktober 2023 en is bekendgemaakt op 27 oktober 2023. Eiser had het beroepschrift uiterlijk op 8 december 2023 bij de rechtbank moeten indienen, maar dit is pas op 18 december 2023 ontvangen, wat te laat is. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld vanwege de te late indiening.

Eiser heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift naar verweerder heeft gestuurd in plaats van naar de rechtbank, en dat het beroepschrift op 12 december 2023 op de post is gedaan. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening, aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift op tijd bij verweerder is ingediend. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder verschoonbare omstandigheden. Aangezien er geen dergelijke omstandigheden zijn, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 mei 2024 door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier A.F. Klomp. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1243

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
23 oktober 2023.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 27 oktober 2023. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 8 december 2023 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 18 december 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was omdat, hij het beroepschrift naar verweerder heeft gestuurd in plaats van naar de rechtbank. Het beroepschrift is op 18 december 2023 ontvangen door verweerder. Eiser heeft het beroepschrift op 12 december 2023 op de post gedaan naar verweerder. Dit blijkt uit de poststempel op de envelop.
5. De rechtbank overweegt dat dat geen geldige reden is voor het te laat indienen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift op tijd is ingediend bij verweerder. Het beroep is dus te laat. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.