ECLI:NL:RBMNE:2024:331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
UTR 24/349 en UTR 24/408
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening voor Sneeuwbal Festival 2024 in Utrecht

Op 24 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 24/349 en UTR 24/408, waarin verzoeksters, de Utrechtse Bomenstichting en de Utrechtse Stichting tegen geluidsoverlast, een voorlopige voorziening vroegen tegen de verleende omgevings- en evenementenvergunningen voor het Sneeuwbal Festival 2024. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de late aanvraag en vergunningverlening geen reden zijn om de vergunningen te schorsen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht had de vergunningen verleend op 11 januari 2024, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het college in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeksters, die vreesden voor schade aan flora en fauna en geluidsoverlast, afgewogen tegen de belangen van het college en de vergunninghouder. Hij stelde vast dat er voldoende maatregelen waren genomen om schade aan het park en de bomen te voorkomen en dat het geluidsplan voldeed aan de geldende normen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vergunningverlening niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en dat de belangenafweging door het college niet onredelijk was.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de verzoeksters de mogelijkheid geboden om hun standpunten naar voren te brengen, maar concludeerde dat de vergunningen in bezwaar waarschijnlijk in stand zullen blijven. De belangen van het college en de vergunninghouder bij het doorgaan van het evenement wegen zwaarder dan die van de verzoeksters.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/349 en UTR 24/408
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2024 in de zaken tussen

Utrechtse Bomenstichting, gevestigd te Utrecht, verzoekster 1,

Utrechtse Stichting tegen geluidsoverlast, gevestigd te Utrecht, verzoekster 2,
samen: verzoeksters
(gemachtigde: drs. C. Van Oosten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,verweerder, (het college),
(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde partij 1] B.V. en [derde partij 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , derde-partij (vergunninghouder)
(gemachtigde mr. M. Diepenhorst).
Partijen worden hierna verzoeksters, het college en vergunninghouder genoemd.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Verzoeksters hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , regisseur evenementen, [B] , vakspecialist geluid en [C] , specialist bomen. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door [D] en [E] , bijgestaan door haar gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening tegen twee vergunningen die het college op 11 januari 2024 aan vergunninghouder heeft verleend. Ten eerste de tijdelijke omgevingsvergunning voor het in strijd met de geldende beheersverordening gebruiken van een gedeelte van [locatie] voor een ééndaags evenement (inclusief op- en afbouwdagen) ten behoeve van het evenement ‘Sneeuwbal Winterfestival 2024’ op zaterdag 27 januari 2024. Ten tweede de evenementenvergunning voor het houden van voornoemd evenement.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het besluit waartegen bezwaar is gemaakt zodanig gebrekkig is dat het in heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen daarom als eerste of de bezwaargronden van verzoeksters een redelijke kans van slagen hebben en tot herroeping van de omgevingsvergunning kunnen leiden. Vervolgens weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeksters die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorzieningen en de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is dat de besluiten waartegen bezwaar is gemaakt in stand kunnen blijven, hoe minder ruimte er bij deze belangenafweging is voor de belangen van verzoeksters.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
Toetsingskader
4. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 4, onderdeel elf, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De evenementenvergunning is verleend op grond van artikel 5:31 van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (APV).
Voor beide vergunningen geldt dat het college beleidsruimte heeft. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de beslissing van het college om de vergunningen te verlenen, terughoudend toetst. De vraag die de voorzieningenrechter daarbij beantwoordt is of het college in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen besluiten.
5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Late aanvraag en vergunningverlening
6. Verzoeksters hebben erop gewezen dat de vergunningen voor het evenement – niet voor het eerst - zo kort voor het evenement bekend zijn gemaakt en dat het besluit op bezwaar daardoor mosterd na de maaltijd is. De aanvragen zijn pas in eind oktober/begin november 2023 gedaan, terwijl de kaartverkoop voor het evenement begon op vrijdag 3 februari 2023 en al op 29 januari 2023 op de facebookpagina van Sneeuwbal Festival werd aangekondigd. Volgens verzoeksters was de bedoeling van de late vergunningaanvraag zonder twijfel dat de vergunningen pas worden afgegeven als de komst van het evenement een voldongen feit is. Iets waar de afdeling vergunningen van de gemeente al jaren aan meewerkt, ondanks protesten daartegen. Verzoeksters zijn ervan overtuigd dat bij het college sprake is van het opzettelijk niet tijdig nemen en publiceren van de vergunningen om daarmee zowel eventuele bezwaarmakers, als de rechtbank voor het blok te zetten en daarmee de doorgang van het evenement te verzekeren. Daarom moeten de vergunningen dit keer worden geschorst.
7. De voorzieningenrechter heeft begrip voor de onvrede van verzoeksters over de zeer late besluitvorming. Zij komen daardoor namelijk onder grote tijdsdruk te staan om juridische stappen tegen de vergunningen te ondernemen. Het kan echter geen reden zijn om de besluiten te schorsen. Er is immers geen wettelijke bepaling die verplicht om eerder een aanvraag in te dienen dan is gebeurd. Het rechtsmiddelensysteem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet er in dat ook bij een late vergunningverlening altijd de weg naar de voorzieningenrechter open staat. Verzoeksters hebben op de zitting bij de voorzieningenrechter hun standpunten naar voren kunnen brengen. De voorzieningenrechter benadrukt verder dat het middel van een schorsing niet is bedoeld om een bestuursorgaan te bewegen om in toekomstige gevallen een andere weg te bewandelen. Evenmin ziet de voorzieningenrechter reden om aan te nemen dat het college belanghebbenden van hun rechtsmiddelen wil afhouden of bij de rechtbank toestemming voor het evenement wil afdwingen. Dit wordt ook bevestigd door de uitvoerige uiteenzetting op de zitting door vergunninghouder en het college waarom een veel eerdere aanvraag en besluitvorming praktisch niet goed mogelijk is. De voorzieningenrechter kan deze op de zitting gegeven toelichting volgen.
Strijd met de beheersverordening en strijd met de goede ruimtelijke ordening
8. Verzoeksters stellen dat de omgevingsvergunning geen stand kan houden omdat het college enkel heeft beoordeeld of het evenement waarvoor de vergunning wordt aangevraagd past binnen het evenementenbeleid, terwijl ook aan de beheersverordening moet worden getoetst. Verder is de beheersverordening in 2013 vastgesteld en dateert het evenementenbeleid uit 2009. Ondanks dat de beheersverordening [locatie] aanwijst als evenementenlocatie, is het park in de beheersverordening niet als zodanig bestemd. Er kan dus niet zonder nadere toelichting onder verwijzing naar dat evenementenbeleid worden afgeweken van de beheersverordening.
9. De voorzieningenrechter kan verzoeksters hierin niet volgen. De overweging in de omgevingsvergunning waar verzoeksters naar verwijzen staat bij de bespreking van de zienswijzen. Onder het kopje ‘Motivering afwijking bestemming’ gaat het college echter uitdrukkelijk in op de ruimtelijke inpasbaarheid van het evenement onder andere aan de hand van de aspecten groen, ecologie en geluid. Verder is daar ook ingegaan op de samenhang met andere evenementen op dezelfde locatie. Dat bij de vaststelling van de beheersverordening niet is gekozen om het gebruik voor evenementen planologisch toe te staan in het park, betekent niet dat het college het gebruik van het park voor evenementen niet met gebruikmaking van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor kan toestaan. Uiteraard is daarvoor wel vereist dat het evenement niet in strijd komt met een goede ruimtelijke ordening en dat de relevante belangen in de beoordeling worden gewogen. De aspecten die het college in het kader van een goede ruimtelijke ordening in zijn besluitvorming heeft betrokken en de gemaakte belangenafweging, zullen hierna aan de orde komen.
Negatieve gevolgen voor flora en fauna
10. Verzoekster 1 vreest voor beschadiging van bomen en de grasmat en voor negatieve effecten op de in het park aanwezige dieren. Dit temeer omdat het college niet bereid is om tijdens het festival en de op- en afbouw permanent toezicht te houden. Verzoekster 1 heeft gewezen op de schade aan bomen en de grasmat door het vorige Sneeuwbal Festival in 2023 en heeft ter onderbouwing hiervan foto’s overgelegd. Verder heeft het college er onvoldoende rekening mee gehouden dat veel bomen door hun leeftijd beeldbepalend of zelfs monumentaal zijn. Dat en hoe bomen beschermd moeten worden staat niet in de voorschriften bij de vergunningen. Een Bomen Effecten Analyse ontbreekt. Verzoekster 1 voert verder aan dat de grasmat wordt omgeploegd door vrachtwagens die naast de rijplaten terecht komen. Deze vrachtwagens hebben banden met een profiel waarmee diepe voren in de grasmat worden gemaakt. Verder ontbreken voorschriften bij de omgevingsvergunning om bodemverdichting tegen te gaan. Bodemverdichting heeft negatieve gevolgen voor de bomen en het bodemleven en leidt daarmee ook tot een achteruitgang van de habitat voor vogels en insecten die van dat bodemleven afhankelijk zijn. Het college heeft daar ten onrechte geen onderzoek naar gedaan. In de Quick Scan van Tauw ontbreken tot slot meerdere dieren, die volgens de Utrechtse Veldgids in het gebied voorkomen.
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de evenementenvergunning het voorschrift is verbonden dat wordt gehandeld conform het Werkplan Sneeuwbal [locatie] – Behoud Terrein en Bomen. Daarin zijn maatregelen opgenomen om schade aan het park en de bomen te voorkomen. Verder heeft het college aan de verleende vergunningen voorschriften verbonden om blijvende schade aan de bomen en de grasmat zo veel mogelijk te voorkomen, dan wel om deze na afloop te herstellen. Volgens het college en vergunninghouder herstelt het gras na het evenement door de te nemen maatregelen voldoende. Vergunninghouder schakelt daarvoor hoveniersbedrijven in. De foto’s die verzoeksters hebben overgelegd, overtuigen de voorzieningenrechter niet van het tegendeel. Uit die foto’s blijkt niet wat de reden is van de staat van het gras of van de aanwezige waterplassen. Indien toch in afwijking van de voorschriften wordt gehandeld, is dit een kwestie van handhaving. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college tijdens op- en afbouw en tijdens het evenement toezicht zal houden en de eventuele toch ontstane schade aan groen zal verhalen op vergunninghouder. Verder heeft het college voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden met het oog op de bescherming van de aanwezige dieren in het park. Daarbij heeft het college aangesloten bij de aanbevelingen in de Quick Scan van Tauw. Vergunninghouder heeft ook nog ten behoeve van een eerder evenement (Central Park 2023) bodemonderzoek laten doen in de zomer van 2023 in [locatie] . Uit dit onderzoek is gebleken dat verdere verdichting van de grond door het evenement niet aan de orde was. De bomendeskundige van de het college heeft verder op de zitting toegelicht dat onderzoek is gedaan naar de gesteldheid van de bomen (laatstelijk in september 2023) en van de bodem. Ook wordt er toezicht gehouden op het naleven van de voorschriften, zoals het gebruik van de aanwezige asfaltpaden en van stalen rijplaten.
12. Gelet op de verrichte onderzoeken en de voorschriften die aan de vergunningen zijn verbonden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het evenement niet tot zodanige negatieve gevolgen voor flora en fauna in [locatie] zal leiden dat het college op grond daarvan in redelijkheid de vergunningen niet had kunnen verlenen.
Geluidsoverlast
13. Verzoekster 2 vreest voor onevenredige geluidoverlast. Verzoekster 2 meent dat het geluidsplan onvoldoende waarborgt dat er geen overschrijdingen plaats vinden van de maximale immissiewaarden uit de ‘Beleidsregel geluid bij buitenevenementen’ (de Beleidsregel). Verzoekster 2 heeft verwezen naar de kritiek die zij in haar zienswijze heeft geuit op het geluidsplan. Verder wijst zij erop dat de gemeente tijdens eerdere versies van dit evenement geen metingen heeft gedaan, zodat de vraag is of het geluidsplan realistisch is.
14. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college het geluidsplan van vergunninghouder heeft getoetst aan de Beleidsregel Daarin worden maximale geluidswaarden genoemd van 80 dB(A) en 95 dB(C). De gemeente is zelf aanwezig bij de soundcheck en kan ter plaatse bepaalde aanpassingen in de opstelling van de geluidsdragers voorstellen. Verder voert de gemeente tijdens het evenement geluidsmetingen uit zodat het geluid ook tijdens het evenement bijgestuurd kan worden. Vergunninghouder heeft erop gewezen dat het geluidsplan is opgesteld door een gerenommeerd adviesbureau, dat al honderden geluidsrapporten heeft geschreven voor (dance)muziekevents, welke rapporten met controlemetingen door het bevoegd gezag steevast wordt gevalideerd. Verder heeft vergunninghouder de door verzoekster 2 genoemde tekortkomingen in het geluidsplan gemotiveerd weersproken.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in redelijkheid in de geluidsbelasting van het evenement geen reden heeft hoeven zien om de vergunningen niet te verlenen. Uit het geluidsplan volgt dat het evenement voldoet aan de maximale geluidsnormen die gelden op grond van de Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen. Dit geluidsplan is opgesteld door een ter zake deskundige. De enkele betwisting hiervan door verzoekster 2 geeft de voorzieningenrechter geen reden tot twijfel aan de juistheid van dat geluidsplan. Voor zover toch meer geluid zou worden geproduceerd, is dat een kwestie van handhaving. Het college zal zelf actief geluidsmetingen verrichten tijdens de soundcheck en het evenement en eventueel aanwijzingen geven.
Betrokken belangen
16. Verzoeksters vinden dat met hun belangen onvoldoende rekening is gehouden door het college. Zij wijzen erop dat in [locatie] meerdere evenementen per jaar worden gehouden die elk meerdere weken een beslag op het park leggen en steeds geluidsoverlast en schade een de bomen en het gras veroorzaken.. Zij vinden dat te veel belang wordt gehecht aan het evenement.
17. Het college wijst erop dat er een behoefte bestaat bij het publiek aan dit soort evenementen. Verder heeft het evenement een grote toegevoegde waarde voor de stad, zowel economisch als sociaal en daarnaast levert het een bijdrage aan het imago van de stad. Het college houdt rekening met de belangen van omwonenden door met het stellen van voorschriften overlast en schade zo veel mogelijk te voorkomen. Het college wijst er verder op dat in het kader van het evenementenbeleid en bij het vaststellen van de evenementenkalender ook een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij aandacht wordt gegeven aan spreiding van evenementen over de verschillende locaties in de stad en over het jaar.
18. De voorzieningenrechter vindt de belangenafweging die het college heeft gemaakt niet onredelijk. Zowel in het kader van het evenementenbeleid als in dit concrete geval heeft het college de relevante belangen betrokken en inzichtelijk afgewogen.
Conclusie voorlopig rechtmatigheidsoordeel
19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning en de evenementenvergunning voor het Sneeuwbal Festival heeft kunnen verlenen.
Belangenafweging
20. De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de besluiten op bezwaar van het college.
Uit het voorlopig rechtmatigheidsoordeel blijkt dat de voorzieningenrechter het aannemelijk acht dat de omgevingsvergunning en de evenementenvergunning in bezwaar in stand zullen blijven. Dit voorlopig rechtmatigheidsoordeel maakt dat in deze belangenafweging minder ruimte is voor de belangen van verzoeksters.
21. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen reden om het belang van verzoeksters zwaarder te laten wegen dan het belang van het college en vergunninghouder bij het laten doorgaan van het Sneeuwbal Festival.

Conclusie

De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
griffier
Rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.