ECLI:NL:RBMNE:2024:3354

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/5636
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake inzage persoonsgegevens bij het CJIB en de toepassing van de AVG

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Rechtsbescherming van 5 oktober 2023 behandeld. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens op het kantoor van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat de minister reeds had voldaan aan de verzoeken van eiser door hem kopieën van de verwerkte persoonsgegevens te sturen, zoals vereist onder artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser stelt dat hij recht heeft op inzage op het kantoor van het CJIB, maar de rechtbank wijst erop dat de minister correct heeft gehandeld door de informatie schriftelijk te verstrekken. De rechtbank verleent eiser vrijstelling van het griffierecht, maar verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5636

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Minister van Rechtsbescherming

(gemachtigde: drs. A.E. Veenstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de minister van 5 oktober 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank verleent die vrijstelling. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen voor deze beroepsprocedure.
3. Eiser heeft op 14 juli 2023 bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens. De minister, die verantwoordelijk is voor het CJIB, heeft vervolgens in een besluit van 9 augustus 2023 op het verzoek beslist en meegedeeld dat hij op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) persoonsgegevens van eiser verwerkt. De minister heeft het verzoek toegewezen. Hij heeft verwezen naar een eerder besluit op een eerder AVG-verzoek, waarbij al aan eiser stukken zijn verstrekt. Omdat er nieuwe informatie in het dossier van eiser is opgenomen, heeft de minister kopieën van twee documenten bijgevoegd waarin persoonsgegevens van eiser worden verwerkt.
4. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is in het besluit van 5 oktober 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft daarna beroep ingesteld.
5. Eisers enige beroepsgrond is dat hij inzage op het kantoor van het CJIB wil in zijn persoonsgegevens. Hij vindt dat hij daar ook recht op heeft. De minister kan volgens hem niet volstaan met het toezenden van deze kopieën.
6. De rechtbank geeft eiser hierin ongelijk. Eiser heeft een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens gedaan, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de AVG. In artikel 15, derde lid, van de AVG staat dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Dat is precies van de minister hier heeft gedaan. De minister heeft dus gehandeld in lijn met artikel 15, derde lid, van de AVG. Er bestaat daarnaast geen recht voor eiser om op het kantoor van het CJIB documenten met persoonsgegevens in te zien, zoals hij kennelijk aanneemt. De beroepsgrond slaagt dus niet.
7. In het beroepschrift heeft eiser veel grieven tegen het CJIB geuit. Deze grieven gaan echter niet over het AVG-besluit dat hier voorligt. De rechtbank laat deze dan ook verder onbesproken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.