Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de Minister van voor Rechtsbescherming, verweerder
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had beroep ingesteld tegen de Minister van voor Rechtsbescherming, omdat hij van mening was dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 14 maart 2022 om informatie over de verwerking van persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder niet tijdig in gebreke heeft gesteld, wat een voorwaarde is voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser had op 2 december 2022 een brief gestuurd waarin hij stelde dat verweerder dwangsommen aan hem verschuldigd was, maar deze brief werd niet als een geldige ingebrekestelling beschouwd. Eiser heeft pas op 25 januari 2023 verweerder in een e-mail in gebreke gesteld, maar dit was te laat, aangezien de ingebrekestelling vóór het indienen van het beroep moest plaatsvinden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.