ECLI:NL:RBMNE:2024:3368

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 maart 2024, wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald. Eiser had op 3 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor inzage in zijn persoonsgegevens bij het NIFP, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep niet kan worden behandeld omdat de betaling van het griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft plaatsgevonden. De griffier had eiser op 8 februari 2023 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat dit binnen twee weken voldaan moest zijn. Deze brief werd retour ontvangen en op 1 maart 2023 opnieuw verstuurd.

Eiser heeft op 6 maart 2023 verzocht om vrijstelling van het griffierecht, omdat hij onder bewind staat en bijzondere bijstand heeft aangevraagd. De rechtbank heeft eiser op 21 maart 2023 verzocht om dit verzoek te onderbouwen met concrete gegevens over zijn inkomen, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor kon het verzoek om vrijstelling niet worden gecontroleerd. De rechtbank concludeert dat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald en niet voldoende heeft onderbouwd dat hij vrijgesteld moet worden van deze betaling.

De rechtbank benadrukt dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Minister voor Rechtsbescherming

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 3 oktober 2022 om inzage in zijn persoonsgegevens bij het NIFP.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
5. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief van 8 februari 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen twee weken moet zijn voldaan. Deze brief is retour ontvangen en vervolgens op 1 maart 2023 per gewone post door de griffier opnieuw aan eiser verstuurd.
6. Eiser heeft op 6 maart 2023 verzocht om vrijstelling van het griffierecht, omdat hij onder bewind staat. Hij heeft verder gezegd dat hij bijzondere bijstand heeft aangevraagd.
7. De rechtbank heeft eiser op 21 maart 2023 verzocht om het beroep op vrijstelling van de betaling van griffierecht te onderbouwen met concrete gegevens over zijn inkomen. Bij de brief zit een in te vullen formulier. Eiser heeft hierop niet gereageerd, zodat het verzoek om vrijstelling niet te controleren valt.
8. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald en heeft niet voldoende onderbouwd dat hij vrijgesteld moet worden van het betalen van griffierecht.
9. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.