Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 14 maart 2024;
- het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken), binnengekomen op 5 april 2024.
- de vader met zijn advocaat en tolk meneer A. Cavero;
- de moeder met haar advocaat en tolk mevrouw D.P. Navarreti;
- meneer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
2.Waar deze procedure over gaat
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] (Spanje). De moeder heeft een zoon uit een eerdere relatie, genaamd [B] .
- te bepalen dat er gedurende het onderzoek van de Raad een periode van twaalf maanden geen omgang zal zijn tussen de vader en [minderjarige] , direct of indirect, en, indien contact geadviseerd dan door tussenkomst van professionele hulpverlening
- [minderjarige] toe te vertrouwen aan de moeder;
- te bepalen dat de vader met ingang van 1 december 2023 gehouden is de moeder, bij vooruitbetaling, een bedrag van € 277,- aan voorlopige kinderalimentatie te betalen.