ECLI:NL:RBMNE:2024:3465

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
23/4103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, vertegenwoordigd door F.W. Hoffmann. De zaak betreft een beroep van eiser omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser verweerder op 27 juni 2023 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 218,75, en het griffierecht van € 184,-. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om wettelijke rente over deze bedragen toe te kennen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Eversteijn in aanwezigheid van griffier L. Beijerinck.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4103

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: F.W. Hoffmann).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Op 16 februari 2023 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek van eiser. De termijn om bezwaar in te stellen bedraagt zes weken. Dit blijkt uit art. 6:7 van de Awb. Dat betekent dat de termijn voor indiening van het bezwaarschrift tot en met 30 maart 2023 liep. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 21 maart 2023. Verweerder moet daarop binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 van de Awb. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 11 mei 2023 had moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser verweerder op 27 juni 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,25). Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Toegekend wordt € 218,75.
7. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser betalen.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling van wettelijke rente over het te vergoeden griffierecht en de te vergoeden proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.