ECLI:NL:RBMNE:2024:3485

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
UTR 22/2652
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag briefadres door eiser in detentie

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 5 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad beoordeeld. Eiser had verzocht om een briefadres, maar zijn aanvraag werd op 5 november 2021 buiten behandeling gesteld. Het college handhaafde deze beslissing in een bestreden besluit van 25 april 2022. Eiser was niet aanwezig op de zitting op 14 mei 2024, en zijn gemachtigde kon geen contact met hem leggen, aangezien eiser sinds 5 juni 2022 in detentie in het buitenland zit. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is voor eiser om de procedure voort te zetten, omdat hij niet kan aangeven of hij zijn beroep wil intrekken of zijn standpunt wil toelichten. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad

(gemachtigde: mr. S.P. Ligthart).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stellen van zijn aanvraag om hem een briefadres toe te kennen.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 november 2021 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 25 april 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn daar, zoals zij tevoren aan de rechtbank hebben laten weten, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling van het griffierecht
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet mede op basis van de verstrekte gegevens aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Niet-ontvankelijk in beroep
2. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser is met het besluit van 17 juni 2021 ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (Brp) onder vermelding ‘Land onbekend’. Dit besluit is na uitspraak van 13 juni 2022 van deze rechtbank [1] onherroepelijk geworden.
4. Op 23 september 2021 heeft eiser het college verzocht om hem een briefadres te toe kennen. Daarbij heeft eiser aangeven dat om veiligheidsredenen registratie van een fysiek woonadres voor hem onwenselijk is, dat hij geen woning of feitelijke verblijfplaats heeft en geen enkele andere gemeente is bereid om hem een briefadres te verstrekken.
5. Met het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het college eisers aanvraag om een briefadres buiten behandeling gesteld, omdat hij onvoldoende informatie heeft om een beslissing te nemen. Volgens het college heeft eiser, ook na herhaaldelijke verzoeken, niet de gevraagde informatie verstrekt over zijn feitelijke verblijfadressen of over de veiligheidsredenen waarom de registratie van een woonadres in de Brp voor hem ongewenst is.
6. Voordat toegekomen kan worden aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet de rechtbank beoordelen of sprake is van procesbelang. Hiervoor is het navolgende van belang.
7. Eiser was niet aanwezig op de zitting. Gemachtigde van eiser heeft herhaaldelijk bericht dat eiser sinds 5 juni 2022 in detentie zit in het buitenland en dat het onbekend is wanneer hij naar Nederland komt. Gemachtigde heeft al geruime tijd niets vernomen van eiser en kan geen rechtstreeks contact met hem leggen. De gemachtigde weet ook niet of eiser op enig moment bij een zitting van de rechtbank aanwezig kan zijn. Laatstelijk bij brief van 7 mei 2024 heeft de gemachtigde de rechtbank bericht dat hij niet met eiser kan bespreken wat zijn standpunt is in deze zaak en/of hij het beroep kan intrekken.
8. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op het voortzetten van deze beroepsprocedure. Nu eiser bovendien niet op zitting aanwezig was en zijn gemachtigde, vanwege het ontbreken van contact met eiser, vragen van de rechtbank hierover niet kon beantwoorden, is van procesbelang niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tot de conclusie dat het procesbelang van eiser aan het verder voeren van deze procedure is komen te ontvallen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.