ECLI:NL:RBMNE:2024:3493

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
570659 KGZA 24-72
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van projectovereenkomsten voor de plaatsing van zonnepanelen in kort geding

In deze zaak, die voorligt bij de Rechtbank Midden-Nederland, hebben [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als [eiseres sub 1] c.s.) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. De eisende partijen vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om zes projectovereenkomsten na te komen, waarbij [gedaagde] zich heeft verbonden om zonnepanelen te plaatsen op daken van derden. Tot op heden heeft [gedaagde] geen uitvoering gegeven aan vijf van de zes projecten, ondanks dat [eiseres sub 1] c.s. reeds een aanzienlijk bedrag van circa € 1,5 miljoen heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor [eiseres sub 1] c.s., aangezien zij huur verschuldigd is voor het gebruik van de daken en elke vertraging in de oplevering van de zonnepanelen financiële gevolgen heeft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet gerechtigd was om de uitvoering van de projecten op te schorten en heeft de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. toegewezen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming van de veroordelingen. In reconventie heeft [gedaagde] vorderingen ingesteld voor betaling van facturen, maar deze zijn afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de facturen opeisbaar zijn. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/570659 / KG ZA 24-72
Vonnis in kort geding van 20 maart 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s. en afzonderlijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. J.A.A. van der Weijst te Gemonde,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M. Buitelaar te Naaldwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 februari 2024 met producties 1 tot en met 13
- de door [eiseres sub 1] c.s. op 4 maart 2024 ingediende akte vermeerderen van eis met producties 14 tot en met 25
- de door [eiseres sub 1] c.s. op 8 maart 2024 ingediende productie 26
- de door [gedaagde] op 8 maart 2024 ingediende eis in reconventie met producties 1 en 2
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2024.
1.2.
Tijdens die mondelinge behandeling zijn allebei de statutaire bestuurders van [gedaagde] aanwezig geweest. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] in deze procedure alleen is vertegenwoordigd door bestuurder [A] (hierna: [A] ) en mr. Buitelaar en niet door de andere bestuurder, de heer [B] (hierna: [B] ) en zijn advocaat mr. R. van Biezen, ook aanwezig bij de mondelinge behandeling. Dit is gebaseerd op de omstandigheid dat [B] al geruime tijd niet meer actief als bestuurder van [gedaagde] is opgetreden wegens ziekte. Daarnaast is het de voorzieningenrechter gebleken dat [B] en [A] onderling een conflict hebben en dat zij in dat conflict ieder een eigen advocaat hebben die niet mr. Buitelaar is. De door [B] en zijn advocaat verstrekte informatie neemt de voorzieningenrechter mee in zijn beoordeling.
2. Waar de zaak over gaat
2.1.
Het geschil in conventie ziet op een zestal overeenkomsten tussen partijen waarin [gedaagde] zich jegens [eiseres sub 1] c.s. heeft verbonden om zonnepanelen te plaatsen op daken van derden (deze projecten hierna: de projecten en deze overeenkomsten: de projectovereenkomsten) voor een totaalbedrag van circa € 1.7 miljoen. [eiseres sub 1] c.s. heeft van dat bedrag in 2022 en het voorjaar van 2023 in totaal € 1.549.695,09 voldaan, maar [gedaagde] heeft nog geen begin gemaakt met de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden van vijf van de zes projecten. Het project waaraan [gedaagde] wel is begonnen, [project 6] , is inmiddels gereed voor ingebruikname en dat wacht alleen nog op de positieve uitkomst van een zogenoemde SCOPE-12 keuring, waar [gedaagde] de benodigde documentatie nog voor moet aanleveren. In reconventie vordert [gedaagde] betaling van vorderingen die zij stelt te hebben op [eiseres sub 2] (voor werkzaamheden in een van de projecten) en op [eiseres sub 1] (voor werkzaamheden in vergelijkbare projecten).
Wat vordert [eiseres sub 1] c.s. in conventie?
2.2.
[eiseres sub 1] c.s. vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] om de zes projectovereenkomsten na te komen, door die zes projecten (hierna: de zes projecten) op tijd, goed en deugdelijk op te leveren conform de volgende tijdlijn.
project start uitvoering gereed
[project 1] 2 april 2024 16 april 2024
[project 2] 17 april 2024 7 mei 2024
[project 3] 8 mei 2024 22 mei 2024
[project 4] 2 april 2024 23 april 2024
[project 5] 24 april 2024 14 mei 2024
[project 6] 23 april 2024
2.3.
[eiseres sub 1] c.s. vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde] om binnen alle projecten documentatie aan te leveren die nodig is voor de aanvraag van een SCOPE-12 keuring van de projecten, met dwangsommen, rente, kosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordelingen.
Wat vordert [gedaagde] in reconventie?
2.4.
[gedaagde] vordert in reconventie – samengevat – € 195.178,30 van [eiseres sub 1] en € 40.904,93 van [eiseres sub 2] met rente, kosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordelingen.
2.5.
[gedaagde] stelt daartoe dat zij 11 facturen voor in totaal € 195.178,30 aan [eiseres sub 1] heeft gestuurd. De oudste is van 11 juli 2022 en de jongste van 1 maart 2024. [gedaagde] heeft voor het totaalbedrag van € 40.904,93 twee facturen gestuurd aan [eiseres sub 2] , van respectievelijk 11 juli 2023 en 1 augustus 2023. De laatstgenoemde facturen zien op het project [project 6] .

3.De beoordeling

in conventie
Het gaat om een spoedeisende zaak
3.1.
Omdat het gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening moet de voorzieningenrechter beoordelen of [eiseres sub 1] c.s. ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [eiseres sub 1] c.s. heeft onbetwist gesteld dat zij huur verschuldigd is voor het gebruik van de daken van derden, dat de inkomsten die tegenover die uitgaven staan moeten bestaan uit de opbrengst van de elektriciteit die door de zonnepanelen wordt opgewekt, en dat iedere dag dat de zonnepanelen later worden opgeleverd haar dus geld kost. Daarmee heeft [eiseres sub 1] c.s. haar spoedeisend belang voldoende onderbouwd.
Voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vorderingen zal toewijzen
3.2.
Daarnaast moet de voorzieningenrechter beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is, waarbij als uitgangspunt geldt dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [B] de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. volledig erkend. Dat geldt niet als een erkenning in rechte van [gedaagde] , omdat alleen [A] in deze procedure namens [gedaagde] is verschenen. [A] heeft wel betwistingen en zelfstandige verweren aangevoerd, die echter grotendeels worden verworpen.
3.4.
De voorzieningenrechter verwerpt ten eerste het betoog van [gedaagde] dat zij haar werkzaamheden mocht opschorten (als bedoeld in artikel 6:263 BW) zolang [eiseres sub 1] c.s. niet al haar facturen heeft betaald. Die opschorting is niet gerechtvaardigd, gelet op de bedragen die [eiseres sub 1] c.s. al aan [gedaagde] heeft betaald (zie: 2.1) mede in het licht van het betaalschema zoals opgenomen in de overeenkomsten tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] . De voorzieningenrechter verwerpt ook het betoog van [gedaagde] dat zij pas hoeft te beginnen met de uitvoering van het project [project 4] als [eiseres sub 1] c.s. de (opstal)verzekering en bepaalde andere zaken aangaande de arbeidsomstandigheden in orde heeft gemaakt. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom dat eraan in de weg staat dat [gedaagde] begint met de werkzaamheden in de andere vier projecten. [gedaagde] is pas kort geleden met deze punten gekomen en heeft niet aangetoond dat zij [eiseres sub 1] c.s. heeft aangemaand om deze punten in orde te maken of dat [eiseres sub 1] c.s. op een andere manier in verzuim is gekomen. Het heeft er dan ook alle schijn van dat het gaat om gelegenheidsargumenten. [eiseres sub 1] c.s. heeft ter zitting aangegeven deze punten – voor zover nodig – ook op te zullen lossen voor aanvang van de werkzaamheden. Ook aan het bezwaar tegen de hoogte van de gevorderde dwangsommen gaat de voorzieningenrechter voorbij. Het is duidelijk dat [gedaagde] de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden al zo lang heeft uitgesteld dat het voortbestaan van alle betrokken ondernemingen in gevaar is.
3.5.
Wat slaagt is het betoog dat [gedaagde] zich alleen jegens [eiseres sub 1] heeft verplicht tot nakoming van de projectovereenkomsten. De tegen [eiseres sub 2] ingestelde vorderingen zijn dan
ook niet toewijsbaar.
[gedaagde] moet een proceskostenvergoeding betalen
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding voor de gevorderde veroordeling van [gedaagde] in de daadwerkelijke door [eiseres sub 1] gemaakte proceskosten. De proceskosten zullen dan ook worden berekend op de gebruikelijke manier, volgens het zogenoemde liquidatietarief. De proceskosten van [eiseres sub 1] worden aldus begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten (ook in reconventie)
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.117,22
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
3.7.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
3.8.
Aan deze voorwaarden voor toewijzing is niet voldaan, zodat de reconventionele vorderingen worden afgewezen. Ter zitting is door verklaringen van [C] en [B] verder komen vast te staan dat tussen [C] namens [eiseres sub 1] c.s. en [B] namens [gedaagde] afgesproken is dat betaling van deze facturen – met uitzondering van de factuur van 1 maart 2024 – uitgesteld zou worden totdat [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden zou hebben uitgevoerd (en er na ingebruikname van de zonnepanelen een positieve kasstroom zou zijn ontstaan voor [eiseres sub 1] c.s.). De verklaringen van [C] en [B] zijn niet gemotiveerd betwist door [gedaagde] . De factuur van 1 maart 2024 is door [eiseres sub 1] c.s. betwist omdat deze onjuist gespecificeerd is en verder heeft [eiseres sub 1] c.s. zich beroepen op verrekening met de door haar reeds vooruit betaalde bedragen en dat beroep lijkt voorshands te slagen gelet op hetgeen overwogen is onder 3.4. Voorshands is daarmee niet aannemelijk dat de hier aan de orde zijnde facturen opeisbaar zijn.
[gedaagde] moet een proceskostenvergoeding betalen
3.9.
Ook in reconventie is [gedaagde] in het ongelijk gesteld en zij moet daarom aan [eiseres sub 1] c.s. een vergoeding betalen voor de door haar gemaakte kosten in de procedure in reconventie (inclusief nakosten). Die proceskosten worden begroot op € 1.107,00 aan salaris advocaat. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de onder 2.2 genoemde zes projecten te gaan uitvoeren en deze goed en deugdelijk op te leveren overeenkomstig de onder 2.2 genoemde tijdlijn.
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres sub 1] een dwangsom te betalen van
  • € 100.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] na de in 2.2 onder “start uitvoering” genoemde datum niet met de uitvoering van het bijbehorende project is begonnen;
  • € 100.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan na de in 2.2 onder “gereed” genoemde datum het bijbehorende project niet gereed is voor ingebruikname;
tot een maximumbedrag van € 1.500.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie van € 8.117,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
4.5.
wijst het gevorderde af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie van [eiseres sub 1] c.s. van € 1.107,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
zowel in conventie als in reconventie
4.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 4.1 tot en met 4.4 en 4.6 uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024
JO/4972