ECLI:NL:RBMNE:2024:3501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
UTR 24/2096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor het kappen van een beukenboom

Op 6 november 2023 verleende het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen een omgevingsvergunning voor het kappen van een beukenboom. Verzoeker, die het niet eens was met deze vergunning, maakte bezwaar en diende op 22 maart 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening in bij de rechtbank Gelderland, omdat de kap gepland stond op 25 maart 2024. De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland schorste de vergunning om onomkeerbare gevolgen te voorkomen en verwees de zaak naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling.

Op 3 april 2024 besloot het college op het bezwaar van verzoeker en handhaafde de omgevingsvergunning. Verzoeker werd in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen deze beslissing, maar deed dit niet binnen de gestelde termijn. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat het connexiteitsvereiste niet was voldaan. Dit houdt in dat er een lopende bezwaar- of beroepsprocedure moet zijn tegen het besluit waartegen de voorlopige voorziening wordt verzocht.

De rechtbank concludeerde dat, omdat de termijn voor het instellen van beroep ongebruikt was verstreken, de schorsing van de omgevingsvergunning verviel. Hierdoor mocht vergunninghoudster de omgevingsvergunning voor het kappen van de beukenboom gebruiken. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Verweij, en werd openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2096

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, het college
(gemachtigde: mr. M. Litjens)
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghoudster]uit [plaats] (vergunninghoudster).

Inleiding

1. Op 6 november 2023 heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een beukenboom aan de [adres] in [plaats] . Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
2. Op 22 maart 2024 heeft verzoeker bij de rechtbank Gelderland een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend omdat de kap van de boom inmiddels gepland stond op 25 maart 2024.
3. Vergunninghoudster was niet bereid om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland het besluit van 6 november 2023 daarom met de uitspraak van 25 maart 2024 geschorst. Vervolgens heeft de rechtbank Gelderland de zaak verwezen naar deze rechtbank voor verdere behandeling.
4. Vervolgens heeft het college op 3 april 2024 een beslissing genomen op het bezwaar van verzoeker. Met deze beslissing op bezwaar heeft het college de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
5. De rechtbank heeft verzoeker met de brief van 8 april 2024 in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen de beslissing op bezwaar van 3 april 2024. [1]

Overwegingen

6. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Na kennis te hebben genomen van de stukken ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De voorzieningenrechter doet dus uitspraak buiten zitting.
7. Er kan alleen een voorlopige voorziening worden verzocht als tegen het desbetreffende besluit ook bezwaar- of beroepsprocedure loopt. [2] Dit wordt het connexiteitsvereiste genoemd.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak is ingediend tijdens de bezwaarprocedure bij het college. Daarna is, op xxx, een beslissing genomen op het bezwaar waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. De bezwaarprocedure is daarmee geëindigd.
9. Verzoeker is vervolgens door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen de beslissing op bezwaar. De beroepstermijn is inmiddels ongebruikt verstreken. Het verzoek voldoet daarom niet aan het connexiteitsvereiste. Dit betekent dat verzoeker niet (meer) de mogelijkheid heeft om de voorzieningenrechter te verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen in deze zaak. Het verzoek wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
10. Nu de termijn voor het instellen van beroep ongebruikt is verstreken vervalt ook de schorsing van de omgevingsvergunning die de rechtbank Gelderland met de uitspraak van 25 maart 2024 heeft opgelegd. [3] Dit betekent dat vergunninghoudster gebruik mag maken van de aan haar verleende omgevingsvergunning tot het kappen van de boom.
11. Omdat het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk is bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Deze mogelijkheid volgt uit artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:85, tweede lid, onder a, van de Awb.