ECLI:NL:RBMNE:2024:3725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
23/1857-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen beslissing op bezwaar van het Uwv

Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposante tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van opposante tegen de beslissing op bezwaar van 9 februari 2023 van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard. Opposante heeft na deze uitspraak een verzetschrift ingediend, maar is niet verschenen op de zitting van 26 februari 2024. Het Uwv was eveneens niet aanwezig.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure de mogelijkheid om de eerdere uitspraak te heroverwegen, maar alleen als er twijfel bestaat over de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat mogelijk is als er geen redelijke twijfel over de uitkomst bestaat. De rechtbank heeft de argumenten van opposante in het verzetschrift beoordeeld en geconcludeerd dat er geen goede redenen zijn gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Daarom heeft de rechtbank besloten dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 13 oktober 2023 in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1857-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2024 op het verzet van

[opposante] , te [plaats] , opposante.

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar van 9 februari 2023 van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
In de uitspraak van 13 oktober 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft na de uitspraak van 13 oktober 2023 een brief gestuurd die door de rechtbank is aangemerkt als verzetschrift tegen de uitspraak van 13 oktober 2023.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024. Opposante is niet verschenen.
Het Uwv is niet verschenen
.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 13 oktober 2023 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van 13 oktober 2023 in stand kan blijven. De rechtbank moet dus beoordelen of door de argumenten van opposante twijfel ontstaat over die eerdere uitkomst. Zo nee, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo ja, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Uit de brief die opposante na de uitspraak van 13 oktober 2023 heeft gestuurd en die is aangemerkt als verzetschrift is niet op te maken waarom opposante het niet eens is met de uitspraak van 13 oktober 2023. Daarom heeft de rechtbank opposante op de zitting van
26 februari 2024 in de gelegenheid gesteld om uit te leggen waarom ze het griffierecht niet heeft betaald. Hier heeft opposante geen gebruik van gemaakt. Opposante heeft geen (goede) reden gegeven waarom zij het griffierecht niet heeft betaald.
4. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
13 oktober 2023 in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024 .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.