Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposante tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van opposante tegen de beslissing op bezwaar van 9 februari 2023 van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard. Opposante heeft na deze uitspraak een verzetschrift ingediend, maar is niet verschenen op de zitting van 26 februari 2024. Het Uwv was eveneens niet aanwezig.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure de mogelijkheid om de eerdere uitspraak te heroverwegen, maar alleen als er twijfel bestaat over de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat mogelijk is als er geen redelijke twijfel over de uitkomst bestaat. De rechtbank heeft de argumenten van opposante in het verzetschrift beoordeeld en geconcludeerd dat er geen goede redenen zijn gegeven voor het niet betalen van het griffierecht.
Daarom heeft de rechtbank besloten dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 13 oktober 2023 in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.