Op 17 juni 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Karacelik, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.H. Swart. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing van 11 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist op het bezwaarschrift van eiser, dat op 21 augustus 2023 was ingediend. Eiser had verweerder op 2 februari 2024 een ingebrekestelling gestuurd, maar verweerder heeft sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een beslissing moet nemen en dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder de proceskosten van € 218,75 aan eiser vergoeden, evenals het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.