In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 31 mei 2024, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek om herbeoordeling. Eiser had zijn verzoek op 10 februari 2024 ingediend, maar verweerder heeft hierop niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de ingebrekestelling op 9 april 2024 heeft ontvangen, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder gegrond is, en dat er aanleiding is om de beslistermijn te verlengen tot vier weken na de verzending van deze uitspraak. Dit is gedaan in het licht van de door verweerder aangegeven vertragingen door een tekort aan artsen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 51,- dat hij heeft betaald.
De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en benadrukt dat als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier A.F. Klomp.