ECLI:NL:RBMNE:2024:3915

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
UTR 24/382
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum behandeld. Het besluit waartegen beroep is ingesteld, dateert van 17 november 2023. Eiser heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 3 januari 2024, terwijl de termijn voor indiening uiterlijk op 29 december 2023 had moeten zijn. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld vanwege de te late indiening.

De rechtbank wijst erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor de te late indiening, ondanks dat hij de gelegenheid heeft gekregen om dit te doen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift op tijd is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een fatale termijn, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder verschoonbare omstandigheden.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier A.F. Klomp. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
17 november 2023.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 17 november 2023. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 29 december 2023 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 3 januari 2024. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser heeft geen reden gegeven waarom hij te laat was. Hiertoe is eiser wel in de gelegenheid gesteld bij brief van 23 januari 2024. De brief is verstuurd via het digitale systeem van de rechtbank. Eiser heeft hiervan een melding ontvangen. Omdat eiser digitaal deelneemt aan het systeem, geldt de brief van 23 januari 2024 als een aangetekende brief. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift op tijd is ingediend. Het beroep is dus te laat. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan
worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
A.F. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.