Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres op 23 juni 2022 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, welke op 27 juni 2022 door verweerder is ontvangen. Aangezien er geen beslissing op dit verzoek is genomen, heeft eiseres verweerder op 24 augustus 2022 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiseres op 17 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in overweging genomen dat artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat beroep kan worden ingesteld wanneer twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling. Echter, artikel 6:12, vierde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk is als het onredelijk laat is ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres pas na één jaar en zeven maanden het beroepschrift heeft ingediend na de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat deze termijn onredelijk laat is, zoals bedoeld in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een bijzondere omstandigheid opleveren die de late indiening zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom besloten dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren op 21 juni 2024.