ECLI:NL:RBMNE:2024:3989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
23/4419
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag WW-uitkering wegens verblijf in het buitenland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen omdat eiseres volgens het Uwv tot 8 juli 2023 in Ierland werkte en daar ook woonde, waardoor zij onder de sociale zekerheidswetten van Ierland valt. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank moest beoordelen of het Uwv terecht had geweigerd om aan eiseres een WW-uitkering toe te kennen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij het centrum van haar belangen in Nederland had ten tijde van haar laatste dienstverband in Ierland. De rechtbank wijst erop dat eiseres in eerdere verklaringen heeft aangegeven dat zij op 7 juli 2023 in Nederland is teruggekomen en dat zij tijdens haar verblijf in Ierland geen maatschappelijke banden met Nederland had. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres overgelegde bewijsstukken, zoals een vliegticket en een e-mail van een sportschool, niet voldoende zijn om te concluderen dat zij haar woonplaats in Nederland had.

Daarnaast voert eiseres aan dat de weigering van de WW-uitkering in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat op de website van het Uwv informatie zou staan die haar aanspraak op een uitkering zou bevestigen. De rechtbank oordeelt echter dat een publicatie op een website niet kan worden aangemerkt als een toezegging aan eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Amghar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(
het Uwv), verweerder
(gemachtigde: L.A.P. ter Laak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 17 juli 2023 afgewezen. De reden hiervoor is dat eiseres in Nederland geen recht heeft op een WW-uitkering omdat zij volgens het Uwv tot 8 juli 2023 in Ierland werkte. Zij valt hierdoor onder de sociale zekerheidswetten van Ierland. Omdat eiseres daar volgens het Uwv ook woonde, kan eiseres alleen in Ierland een WW-uitkering krijgen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het Uwv. Eiseres en haar gemachtigde waren, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet aanwezig.

Geschil

2. In deze zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan eiseres een WW-uitkering toe te kennen omdat zij niet in Nederland woonde ten tijde van haar dienstverband in Ierland.

Beoordeling door de rechtbank

3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de WW is werknemer de natuurlijke persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Het tweede lid van genoemd artikel bepaalt onder meer dat, wie zijn dienstbetrekking buiten Nederland en het continentaal plat vervult, niet als werknemer wordt beschouwd, tenzij hij in Nederland woont en zijn werkgever eveneens in Nederland woont of gevestigd is.
5. Volgens vaste rechtspraak wordt voor het begrip “woonplaats” binnen de toepassing van Verordening 883/2004 en de eerdere Verordening (EG) nr. 1408/71 gedoeld op de lidstaat waar de betrokkene haar normale woonplaats heeft en waar zich ook het gewone centrum van haar belangen bevindt. In het bijzonder dient te worden gelet op de gezinssituatie van de betrokkene, de redenen waarom zij naar een ander land is gegaan, de duur en bestendigheid van haar verblijf aldaar, of zij een vaste werkkring heeft, alsmede de intentie van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt. Het begrip woonplaats in een lidstaat sluit niet uit dat de betrokkene een tijdelijke verblijfplaats in een andere lidstaat heeft. Een persoon kan, voor de toepassing van beide Verordeningen, echter niet tegelijkertijd beschikken over twee normale woonplaatsen op het grondgebied van twee verschillende lidstaten. Het is aan de nationale rechter om, gelet op alle relevante elementen in het dossier, te beoordelen waar zich de normale woonplaats van de betrokkene bevindt. Hierbij zijn niet de formele indicaties, zoals inschrijving in een gemeentelijk inwonersregister, doorslaggevend, maar zijn de concrete feiten en omstandigheden bepalend voor de vraag of betrokkene ten tijde in geding het gewone centrum van haar belangen in een andere lidstaat dan Nederland had. [1]
6. Eiseres is van 4 mei 2020 tot en met 7 juli 2023 werkzaam geweest in Ierland voor [bedrijf] . Eiseres voert aan dat, hoewel haar dienstverband op 7 juli 2023 was geëindigd, zij zich ruim voor het beëindigen van het dienstverband op 1 maart 2023 in Nederland heeft gevestigd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een kopie van een vliegticket overgelegd, waaruit volgens eiseres kan worden opgemaakt dat zij reeds voor de eerste werkloosheidsdag naar Nederland is verhuisd en weer bij haar ouders is ingetrokken. Ook heeft eiseres een e-mail van 21 maart 2023 overgelegd waarin is omschreven dat zij zich in maart 2023 bij een sportschool heeft ingeschreven. Dit maakt volgens eiseres dat zij tijdens het verrichten van de werkzaamheden voor [bedrijf] is verhuisd naar Nederland. Zij stelt ook dat zij maar voor een korte duur naar Ierland is verhuisd met het enkele doel om te werken en dat zij nauwe banden met Nederland heeft onderhouden. Zij concludeert daarom dat zij haar woonplaats in Nederland behield en dat haar privéleven zich in Nederland afspeelde.
7. De rechtbank volgt eiseres hierin niet, omdat dit standpunt afwijkt van haar eerdere verklaringen en zij voor het eerst in beroep aanvoert dat zij op 1 maart 2023 is teruggekomen naar Nederland. In bezwaar heeft eiseres dit standpunt niet naar voren gebracht en heeft zij ook geen gebruik gemaakt van de hoorzitting. De rechtbank gaat uit van wat eiseres in eerste instantie heeft verklaard aan het Uwv in de aanvullende vragenlijst van 12 juli 2023. Hierin heeft eiseres verklaard dat zij op 7 juli 2023 in Nederland is teruggekomen. In de vragenlijst heeft eiseres ook verklaard dat zij tijdens het werk geen maatschappelijke banden met Nederland had, zoals een lidmaatschap van een vereniging op het gebied van sport of cultuur. Ook heeft eiseres in de vragenlijst aangegeven dat zij juiste en volledige informatie over haarzelf en haar situatie geeft. De rechtbank stelt vast dat eiseres verder geen toelichting heeft gegeven over de periode van maart 2023 tot en met juli 2023. Dit terwijl door het Uwv diverse loonstroken over deze periode zijn overgelegd die steeds aan het adres van eiseres in [woonplaats 2] zijn toegezonden. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van het Uwv verklaard dat eiseres zich op 14 juli 2023 weer in Nederland heeft ingeschreven. Alles bij elkaar leidt dit naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat eiseres onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat eiseres het centrum van haar belangen in Nederland had ten tijde van haar laatste dienstverband in [woonplaats 2] . Het vliegticket en de e-mail van de sportschool zijn onvoldoende om te concluderen dat eiseres het gewone centrum van haar belangen in Nederland had. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Subsidiair voert eiseres aan dat de weigering van de WW-uitkering in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres is op de website van het Uwv opgenomen dat zij wel aanspraak maakt op een WW-uitkering. Op de site is volgens eiseres opgenomen dat de persoon die in de EU-, EER-land of Zwitserland werkt en terugkeert naar Nederland een uitkering dient aan te vragen bij Uwv en niet het werkland. Eiseres meent dat de voormelde informatie gelijk staat aan een toezegging welke aan het Uwv kan worden toegerekend. Op basis van deze informatie heeft eiseres een aanvraag in Nederland gedaan en zich in Ierland uitgeschreven. Indien zij juist zou zijn geïnformeerd, had eiseres zich niet in Ierland laten uitschrijven en had zij in Ierland een uitkering aangevraagd.
9. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Om te beoordelen of eiseres haar beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt, moeten drie stappen worden doorlopen. Dat volgt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). [2]
Is sprake van een toezegging?
Kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden toegerekend?
Als de eerste twee stappen bevestigend worden beantwoord dan betekent dit dat er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt. Bij de derde stap moet vervolgens onderzocht worden of er zwaarwegende belangen zijn die zich verzetten tegen honorering van het opgewekte vertrouwen.
10. Een publicatie op een website is onvoldoende om een toezegging aan te nemen. Deze informatie is namelijk niet specifiek gericht tot een belanghebbende, maar betreft algemene publieksinformatie. De interpretatie van deze algemene informatie die eiseres maakt voor haar situatie is geen toezegging van het Uwv aan eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:933
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.