Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2023 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoekster;
- de reactie van mr. L.A.C. de Vaan (hierna: de rechter) van 12 december 2023.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. Bakker. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de kinderrechter die betrokken was bij de hoofdzaak, waarin een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoekster aan de orde was. Verzoekster stelde dat de rechter tijdens de zitting op 5 december 2023 vooringenomen was, omdat zij herhaaldelijk had aangegeven dat er overleg moest plaatsvinden met de gezinsvoogd, terwijl de ondertoezichtstelling op 9 december 2023 zou aflopen. Verzoekster en haar advocaat voerden aan dat de opmerkingen van de rechter de schijn van partijdigheid wekten.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat het proces-verbaal van de zitting van 5 december 2023 leidend is en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de rechter vooringenomen was. De rechter had de zorgen van de kinderen besproken en de rol van de gezinsvoogd ter sprake gebracht zonder de schijn van partijdigheid te wekken. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te communiceren. De procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.