ECLI:NL:RBMNE:2024:4182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/3672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderopvangtoeslag door gebrek aan spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, die door de Belastingdienst/Toeslagen was afgewezen met een besluit van 3 mei 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoekster haar stellingen niet heeft onderbouwd met de benodigde stukken.

Verzoekster had zich te laat aangemeld voor de herbeoordeling, wat de reden was voor de afwijzing van haar aanvraag. De voorzieningenrechter legt uit dat een procedure bij de voorzieningenrechter alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is. Dit belang moet zodanig zijn dat de verzoeker niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar of beroepschrift. Verzoekster voerde aan dat zij in een onzekere situatie verkeert en risico loopt op dakloosheid, maar deze stellingen zijn niet voldoende onderbouwd.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3672

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.C. van Kasteren),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2024 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van 14 februari 2024 afgewezen omdat verzoekster zich te laat heeft aangemeld. Verzoekster kon zich melden tot en met 2 januari 2024 en verzoekster heeft zich pas op 14 februari 2024 aangemeld. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar ingediend. In het bezwaarschrift legt verzoekster uit waarom ze te laat was met het indienen van de aanvraag.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarvan kan sprake zijn als er door de werking van het besluit een feitelijke of juridische situatie zou ontstaan die onomkeerbare gevolgen zou hebben. Een louter financieel belang genereert onvoldoende spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Over het spoedeisend belang voert verzoekster aan toe dat zij hoopt dat haar aanmelding op korte termijn in behandeling wordt genomen en dat zij toegang krijgt tot financiële compensatie en ondersteuning als gedupeerde van de toeslagenaffaire voor haarzelf en haar dochter. Verzoekster verkeert al lange tijd in onzekerheid. Verzoekster loopt het risico om dakloos te worden vanwege achterstallige huurbetalingen. Daarnaast zijn er dringende medische behoeften, met name tandheelkundige zorg en een bril/contactlenzen. Het uitstellen van medische ingrepen zal leiden tot verdere gezondheidsproblemen en belemmert de mobiliteit en veiligheid van verzoekster. Ook de dochter van verzoekster bevindt zich in een nijpende situatie, zij heeft dringend behoefte aan een woonruimte voor zichzelf en haar baby.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van spoedeisend belang en dat het verzoek daarom moet worden afgewezen.
Heeft verzoekster spoedeisend belang?
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen spoedeisende reden om nu een voorlopige voorziening te treffen. De stelling van verzoekster dat zij het risico loopt om dakloos te worden vanwege achterstallige huurbetalingen, heeft zij niet onderbouwd met stukken. Ook de omstandigheid dat verzoekster medische behoeften heeft, is niet nader onderbouwd. Niet is gebleken dat verzoekster in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren en dat zij de beslissing op het bezwaarschrift niet kan afwachten.
8. Verder is dit geen situatie waarin voor de voorzieningenrechter op voorhand duidelijk is dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
9. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.