ECLI:NL:RBMNE:2024:4201

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/16/559607 / FL RK 23-682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderalimentatie in een samengesteld gezin met nieuwe berekeningsmethode

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2024 een beschikking gegeven over de kinderalimentatie in een situatie van een samengesteld gezin. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Hulshof, heeft verzocht om een maandelijkse kinderalimentatie van € 302,- voor hun gezamenlijke kind, [B (voornaam)], geboren op [geboortedatum 1] 2021. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C.M. Groenestijn, heeft het verzoek betwist en verzocht om afwijzing of nihilstelling van de alimentatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2024 zijn beide partijen en hun advocaten aanwezig geweest, en is er een alimentatieberekening overgelegd. De rechtbank heeft de behoefte van [B (voornaam)] vastgesteld op € 255,- per maand in 2023, oplopend naar € 271,- in 2024, en heeft de draagkracht van de man berekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man vanaf 10 juli 2023 tot 1 januari 2024 € 31,- per maand, van 1 januari 2024 tot 1 juli 2024 € 33,- per maand, en vanaf 1 juli 2024 € 53,- per maand moet betalen aan de vrouw. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie moet worden betaald, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door beide ouders zelf moeten worden gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/559607 / FL RK 23-682
Kinderalimentatie
Beschikking van 10 juni 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H. Hulshof,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.C.M. Groenestijn (voorheen mr. [A] ).

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw, binnengekomen op 10 juli 2023;
  • het verweerschrift (met bijlagen) van de man.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
24 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vrouw met haar advocaat en H. Abdulla als tolk voor de vrouw;
  • de man met zijn advocaat.
1.3.
De advocaten van de man en de vrouw hebben tijdens de zitting een alimentatieberekening overgelegd.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank een e-mailbericht (met bijlagen) van de man van 3 mei 2024 ontvangen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen hebben samen een kind:
[B], geboren op [geboortedatum 1] 2021 in [geboorteplaats 1] (hierna: [B (voornaam)] ). [B (voornaam)] staat ingeschreven op het adres van de vrouw.
2.2.
De man heeft met zijn huidige partner mevrouw [C] (hierna: [C] ), met wie hij gehuwd is, vier kinderen:
  • [D] (hierna: [D (voornaam)] ), geboren op [geboortedatum 2] 2003 in [geboorteplaats 2] ;
  • [E] (hierna: [E (voornaam)] ), geboren op [geboortedatum 3] 2006 in de [gemeente] ;
  • [F] (hierna: [F (voornaam)] ), geboren op [geboortedatum 4] 2009 in [geboorteplaats 2] ;
  • [G] (hierna: [G (voornaam)] ), geboren op [geboortedatum 4] 2009 in [geboorteplaats 2] .
2.3.
De vrouw wil dat de man een bedrag van € 302,- per maand aan kinderalimentatie aan haar gaat betalen, vanaf 1 juli 2023.
2.4.
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw. Hij wil dat het verzoek wordt afgewezen of dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank beslist dat de man vanaf 10 juli 2023 tot 1 januari 2024 een bedrag van € 31,- per maand, vanaf 1 januari 2024 tot 1 juli 2024 een bedrag van € 33,- per maand en vanaf 1 juli 2024 een bedrag van € 53,- per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [B (voornaam)] . De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van de ouders, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
De ingangsdatum
3.2.
Voordat de rechtbank kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechtbank eerst beslissen vanaf welk moment de kinderalimentatie gaat gelden.
3.3.
De wet geeft de rechtbank grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. [1] Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechtbank beslist. De rechtbank kan dus een bijdrage vaststellen of wijzigen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit grote gevolgen voor de ouders kan hebben.
3.4.
De rechtbank hanteert als ingangsdatum 10 juli 2023, omdat dit de datum van de indiening van het verzoekschrift is en de man vanaf toen rekening heeft kunnen houden met het betalen van een bijdrage aan de vrouw voor [B (voornaam)] .
Onderhoudsplichtigen
3.5.
De vrouw is onderhoudsplichtig voor [B (voornaam)] .
De man is onderhoudsplichtig voor [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] , [G (voornaam)] en [B (voornaam)] .
[C] is onderhoudsplichtig voor [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] .
3.6.
Als iemand onderhoudsplichtig is voor meerdere kinderen, dan moet de rechtbank
beoordelen of diegene in staat is om aan al zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen. De Hoge Raad heeft daarbij bepaald dat het beschikbare geld gelijk over de
kinderen moet worden verdeeld, tenzij er bijzondere redenen zijn waarom dit anders moet
worden verdeeld. Een reden voor zo’n andere verdeling kan zijn dat het ene kind meer kost dan het andere kind. [2] Hoeveel een kind kost, hangt namelijk samen met hoeveel partijen te
besteden hadden/hebben. De rechtbank onderzoekt dus eerst wat de kosten van elk kind zijn. Dat wordt ook wel de ‘behoefte’ van het kind genoemd.
De behoefte van [B (voornaam)]
3.7.
De rechtbank stelt de behoefte van [B (voornaam)] vast op een bedrag van € 255,- per maand in 2023 en € 271,- per maand in 2024. Zij heeft dat als volgt berekend.
3.8.
De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI). Hoe meer partijen te besteden hebben toen zij samen leefden, hoe meer zij kunnen uitgeven aan hun kind. Partijen hebben echter niet met elkaar samengeleefd. Voor dit geval beveelt de Expertgroep Alimentatie aan de behoefte te bepalen door het gemiddelde te nemen van de behoefte berekend op basis van de situatie dat het kind bij de ene partij woont en de behoefte berekend op basis van het de situatie dat het kind bij de andere partij woont. Op deze manier wordt de welstand beoordeeld die het kind bij iedere partij afzonderlijk ervaart of zou hebben ervaren als het alleen in de gezinssituatie bij die partij opgroeit of was opgegroeid. Hierbij wordt bij beide partijen dan ook rekening gehouden met de eventuele aanspraak op kindgebonden budget en de eventuele aanspraak op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
3.9.
De rechtbank volgt voormelde aanbeveling van de Expertgroep Alimentatie. De behoefte van [B (voornaam)] zal worden vastgesteld op basis van de financiële situaties van partijen in 2023, omdat de kinderalimentatie wordt vastgesteld met ingang van 10 juli 2023.
3.10.
Voor de situatie dat [B (voornaam)] bij de vrouw verblijft (zoals zij daadwerkelijk doet) gaat de rechtbank uit van de volgende gegevens. De vrouw ontvangt sinds 2021 een bijstandsuitkering. Zij heeft daartoe echter geen salarisspecificaties overgelegd. Daarom houdt de rechtbank rekening met een netto bijstandsuitkering, inclusief vakantiegeld, van € 1.216,62 per maand (jaarlijks € 14.599,-). Dit is gebaseerd op de per 1 juli 2023 wettelijk vastgestelde hoogte van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Het kindgebondenbudget bedraagt dan € 458,-. Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vrouw bedroeg in 2023 € 1.675,- per maand. [3]
3.11.
Voor de situatie dat [B (voornaam)] in het gezin van de man verblijft houdt de rechtbank rekening met het inkomen van de man, maar ook met het inkomen van [C] . De man en [C] zijn namelijk gehuwd en wonen samen, waardoor er, indien [B (voornaam)] bij hen zou wonen, voor [C] ook een onderhoudsverplichting ten aanzien van [B (voornaam)] zou ontstaan. Het inkomen van de man over 2023 bedraagt € 40.458,-. Dit volgt uit de jaaropgaaf van de man over 2023. Het inkomen van [C] over 2023 bedraagt € 24.777,-, zoals uit de jaaropgave van [C] over 2023 volgt. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met inkomensafhankelijke combinatiekorting aan de zijde van [C] , want [B (voornaam)] is jonger dan 12 jaar en [C] heeft een lager inkomen dan de man. Uit het voorgaande volgt een netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.698,- per maand en van [C] van € 2.065 per maand. Tot slot dient er rekening gehouden te worden met het kindgebonden budget waar de man en [C] aanspraak op kunnen maken. Indien [B (voornaam)] in het gezin van de man verblijft staan er vier kinderen onder de 18 jaar ingeschreven op hun adres en ontvangen zij dus een kindgebonden budget voor vier kinderen van in totaal € 482,- per maand. De man en [C] hebben dan een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 5.245,- per maand. [4]
3.12.
Nu de rechtbank weet wat de vrouw, de man en [C] te besteden hadden in 2023 indien [B (voornaam)] bij hen zou verblijven, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan [B (voornaam)] wordt uitgegeven door de vrouw en door de man en [C] en wat dus de behoefte van [B (voornaam)] is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld.
3.13.
Uit die tabellen volgt dat de vrouw bij een besteedbaar inkomen van € 1.675,-, gemiddeld € 178,- per maand uitgeeft voor [B (voornaam)] en de behoefte van [B (voornaam)] dus € 178,- bedraagt. De man en [C] geven bij een besteedbaar inkomen van € 5.245,- per maand, gemiddeld € 1.661,- per maand uit voor vijf kinderen. Dit betekent dat de behoefte van [B (voornaam)] dan afgerond (€ 1.661 / 5 =) € 332,- per maand bedraagt.
3.14.
Het gemiddelde van de behoefte van [B (voornaam)] berekend op basis van de feitelijke situatie waarin zij bij de vrouw woont en van de situatie waarin zij bij de man en [C] zou wonen bedraagt dan in 2023 ((178 + 332)) / 2 =) € 255,- per maand. Geïndexeerd naar 2024 is dat € 271,- per maand.
De behoefte van [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)]
3.15.
De rechtbank stelt de behoefte van [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] vast op € 391,- per kind per maand in 2023 en op € 415,- per kind per maand in 2024. Zij heeft dat als volgt berekend.
3.16.
De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van de man en [C] in 2023. Hierbij gaat de rechtbank uit van de feitelijke situatie in 2023. De rechtbank gaat wederom uit van een bruto jaarinkomen aan de zijde van de man van € 40.458,- en van [C] van € 24.777,-. Uit het voorgaande volgt een netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.698,- en van [C] van € 1.935,- per maand. [5]
3.17.
Naast hun eigen inkomsten ontvingen de man en [C] een kindgebonden budget van € 354,- per maand. Het netto besteedbaar gezinsinkomen van de man en [C] bedroeg dan € 4.987,- per maand in 2023.
3.18.
Nu de rechtbank weet wat de man en [C] te besteden hadden, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] werd uitgegeven en wat dus hun behoefte is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld. Uit die tabellen volgt dat de man en [C] bij een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 4.987,-, gemiddeld € 1.565,- per maand uitgaven voor hun kinderen in 2023, dus per kind afgerond € 391,-. Geïndexeerd naar 2024 is dat € 415,- per kind per maand.
De draagkracht
3.19.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van partijen kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van partijen genoemd. Volgens de wet moeten partijen namelijk naar draagkracht in de behoefte van hun kinderen voorzien. [6]
3.20.
Voor het bepalen van de draagkracht van partijen past de rechtbank de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld toe. Het netto besteedbaar inkomen van een partij is daarbij het uitgangspunt. Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen.
3.21.
Bij een netto besteedbaar inkomen dat hoger is dan € 1.930,- per maand in 2023 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’. In die formule wordt uitgegaan van een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen per maand. De ouders worden geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij hun inkomen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfaitair (vaststaand) bedrag voor redelijke kosten van levensonderhoud, dat ieder jaar wordt bijgesteld. In 2023 is dat een bedrag van € 1.175,- per maand. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het netto besteedbaar inkomen blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. De berekening van de draagkracht ziet er dan als volgt uit:
70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.175).
De draagkracht van de vrouw
3.22.
Tussen partijen is niet in geschil dat de moeder in 2023 (en op dit moment nog steeds) een bijstandsuitkering ontvangt. Uit het Rapport Alimentatienormen 2023 volgt dat er bij een verzorgende ouder met een bijstandsuitkering geen draagkracht, dus ook geen minimale draagkracht, aangenomen dient te worden. De rechtbank zal aan de zijde van de vrouw dus geen rekening houden met enige draagkracht.
De draagkracht van de man
3.23.
De draagkracht van de man van de periode vanaf 10 juli 2023 tot 1 juli 2024 berekent de rechtbank op € 78,- per maand en vanaf 1 juli 2024 op € 133,- per maand. [7] De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
De draagkracht tot 1 juli 2024
3.24.
Voor het inkomen gaat de rechtbank wederom uit van de jaaropgaaf over 2023, waarop een belastbaar loon van € 40.458,- is vermeld. Ten aanzien van het kindgebonden budget overweegt de rechtbank als volgt. Zoals bij de behoefte van [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] is berekend ontvangen de man en [C] gezamenlijk € 354,- per maand aan kindgebonden budget in 2023. Nu de man en [C] op dit moment nog steeds samen zijn gaat de rechtbank ervan uit dat zij beiden een deel van het kindgebonden budget ‘ontvangen’. Zij zullen beiden immers minder aanspraak op hun eigen inkomen hoeven te maken ten aanzien van de kosten van de kinderen door het ontvangen van het kindgebonden budget. De rechtbank vindt het daarom redelijk om bij de man en bij [C] rekening te houden met de helft van het kindgebonden budget, dus een bedrag van (€ 354 / 2 =) € 177,- per maand (jaarlijks € 2.124,-). Het netto besteedbaar inkomen van de man is dan € 2.874,- per maand.
3.25.
Daarnaast heeft de man aangevoerd dat hij schulden heeft die meegenomen moeten worden bij de berekening van zijn draagkracht. De man lost op een schuld bij De Nederlandse Kredietmaatschappij, aangegaan voor het kopen van een nieuwe auto, € 69,21 per maand af. Daarnaast lost de man maandelijks een bedrag van € 117,- per maand af aan de Belastingdienst. Op de schuld aan de Belastingdienst wordt, volgens de betalingsregeling, in juni 2024 voor het laatst afgelost. De vrouw heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij zich voor kan stellen dat er met de aflossing van deze twee schulden rekening wordt gehouden. Nu de vrouw het bestaan en de noodzaak van deze schulden niet betwist zal de rechtbank rekening houden met de maandelijkse aflossing op deze schulden. Naast deze twee schulden heeft de man nog twee andere schulden aangevoerd, namelijk nog een schuld aan De Nederlandse Kredietmaatschappij met een maandelijkse aflossing van € 105,94 en een door Defam overgenomen schuld met een maandelijkse aflossing van € 432,65. De man stelt dat beide schulden zijn aangegaan voor het verbouwen in/aan zijn woning. De vrouw vindt dat het verbeteren van de woning niet voor mag gaan op het betalen van de kosten voor [B (voornaam)] . De rechtbank volgt de redenering van de vrouw niet. De man is beide schulden aangegaan vóór de geboorte van [B (voornaam)] . Daarnaast heeft hij onweersproken gesteld dat het noodzakelijk was om de woning te verbeteren om voldoende ruimte te creëren voor de vier kinderen, die allen nog in de woning bij de man en [C] verblijven. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat er sprake is van niet verwijtbare en niet vermijdbare lasten, waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht van de man. De rechtbank houdt voor de periode van 10 juli 2023 tot en met 1 juli 2024 rekening met een totale aflossing van
(69,21 + 105,94 + 117 + 432,64 =) € 724,80 per maand en neemt dit bedrag mee als last bij de berekening van de draagkracht van de man.
3.26.
De rechtbank ziet, ondanks dat de man en [C] samenwonen en dus gezamenlijk de lasten van de woning delen, geen reden om bij de man het woonbudget te halveren. Gelet op het feit dat de woning van de man en [C] onderdak moet bieden aan vier kinderen, vindt de rechtbank het redelijk om rekening te houden met het volledige woonbudget.
3.27.
Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2023 heeft de man tot
een draagkracht van (70% [2.874 – (0,3 x 2.874 + 1.175 + 724,80)]=) € 78,- per maand.
De draagkracht per 1 juli 2024
3.28.
Met de belastingschuld houdt de rechtbank rekening tot 1 juli 2024, omdat de man in juni 2024 voor de laatste keer het maandelijkse bedrag moet betalen. Omdat de lasten van de man per 1 juli 2024 afnemen ziet de rechtbank aanleiding om de draagkracht van de man voor de periode vanaf 1 juli 2024 opnieuw te berekenen naar de op dat moment geldende (belasting)tarieven en draagkrachtformule (70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.270)). Hierbij gaat de rechtbank uit van dezelfde gegevens zoals onder rechtsoverweging 3.24. De man heeft dan een netto besteedbaar inkomen van € 2.954,- per maand. Ten aanzien van de schulden van de man neemt de rechtbank een bedrag van (69,21 + 105,94 + 432,64 =) € 607,80 mee als last. De rechtbank gaat om eerder genoemde redenen wederom uit van het volledige woonbudget. De draagkracht van de man vanaf 1 juli 2024 bedraagt dan (70% [2.954 – (0,3 x 2.954 + 1.270 + 607,80)] =) € 133,- per maand.
De draagkracht van [C]
3.29.
De draagkracht van [C] berekent de rechtbank op € 212,- per maand. [8] De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.30.
Voor het inkomen gaat de rechtbank wederom uit van de jaaropgaaf over 2023, waarop een belastbaar loon van € 24.777,- is vermeld. Verder wordt, zoals onder rechtsoverweging 3.24 is overwogen, rekening gehouden met een kindgebonden budget van € 177,- per maand. Het netto besteedbaar inkomen is dan € 2.112,- per maand.
3.31.
Zoals hiervoor onder 3.26 is overwogen ziet de rechtbank ook aan de zijde van [C] geen reden om het woonbudget te halveren. Dit betekent dat de rechtbank rekening houdt met een bedrag van € 634,- per maand aan woonlasten.
3.32.
Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2023 heeft [C] een draagkracht van (70% [2.112 – (0,3 x 2.112 + 1.175)]=) € 212,- per maand.
De verdeling van de kosten
3.33.
Nu duidelijk is wat de behoefte van de kinderen is en wat de draagkracht van de vrouw, de man en [C] is, kan de rechtbank berekenen hoeveel de man kan bijdragen in de behoeftes van de kinderen. Aangezien er sprake is van een duidelijk verschil in de behoefte van de kinderen waarvoor de man onderhoudsplichtig is, zal zijn draagkracht naar rato van de verschillende behoeften moeten worden verdeeld. Hierbij zal, in beginsel, ook rekening moeten worden gehouden met de onderhoudsplicht van de andere onderhoudsplichtigen, omdat de omvang van ieders onderhoudsverplichting moet worden vastgesteld naar rato van ieders draagkracht. [9] Zoals hierna zal blijken, is er in beide ‘gezinnen’ onvoldoende draagkracht om in de volledige behoefte van de kinderen te voorzien. De rechtbank zal de draagkracht daarom naar rato van de behoefte van de kinderen verdelen en hierbij geen rekening houden met de draagkracht van de andere onderhoudsplichtigen.
3.34.
Voor [B (voornaam)] hebben de vrouw en de man tot 1 juli 2024 in totaal € 78,- per maand beschikbaar, terwijl de behoefte van [B (voornaam)] in 2023 € 255,- bedraagt. Vanaf 1 juli 2024 hebben de vrouw en de man in totaal € 133,- per maand beschikbaar, terwijl de behoefte van [B (voornaam)] € 271,- bedraagt. Voor [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] hebben de man en [C] tot 1 juli 2024 (78 + 212 =) € 290,- beschikbaar, terwijl de behoefte van de kinderen gezamenlijk € 1.564,- bedraagt. Vanaf 1 juli 2024 stijgt de draagkracht van de man naar € 133,-, maar deze stijging is onvoldoende voor de man en [C] om gezamenlijk volledig in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien in 2024 (van in totaal € 1.660,-).
3.35.
Dit betekent dat de volledige draagkracht van de man moet worden verdeeld naar rato van zijn behoefte van zijn vijf kinderen. Voor [B (voornaam)] levert dit over de periode van 10 juli 2023 tot 1 juli 2024 een bedrag op van afgerond (78 / 646 x 255 =) € 31,-. Aangezien de door de man te betalen kinderalimentatie van € 31,- per maand ingaat op een datum die is gelegen vóór 1 januari 2024, verhoogt de rechtbank voormeld bedrag per 1 januari 2024 met de wettelijke indexering van 6,2%. De kinderalimentatie bedraagt dan per 1 januari 2024 tot 1 juli 2024 € 33,- per maand. Vanaf 1 juli 2024 moet de man een bedrag van afgerond
(133 / 686 x 271 =) € 53,- per maand te betalen aan de vrouw voor [B (voornaam)] .
De zorgkorting
3.36.
In dit geval past de rechtbank geen zorgkorting toe, omdat er sprake is van een groot tekort aan draagkracht. Het is namelijk niet eerlijk als de rechtbank de kosten die de man al voor [B (voornaam)] maakt in mindering brengt op de alimentatie, want daardoor komt het hele tekort op de schouders van de vrouw te rusten. Daarom past de rechtbank bij een groot tekort aan draagkracht geen zorgkorting toe.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.37.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beslist dat de man vanaf 10 juli 2023 tot 1 januari 2024 een bedrag van € 31,- per maand, vanaf 1 januari 2024 tot 1 juli 2024 een bedrag van € 33,- per maand en vanaf
1 juli 2024 een bedrag van € 53,- per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [B (voornaam)] ;
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
beslist dat de ouders allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.4.
wijst het verzoek van de vrouw voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.M.E. Manning, rechter, in samenwerking met I.R.S. Salomé, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlage 1: netto besteedbaar inkomen van de vrouw voor de behoefte [B (voornaam)]
Bijlage 2: netto besteedbaar inkomen van de man en [C] voor de behoefte van [B (voornaam)] en NBGI
De man
[C]
NBGI
Bijlage 3: netto besteedbaar inkomen van de man en [C] voor de behoefte van [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)]
De man
[C]
Bijlage 4: draagkracht van de man tot en vanaf 1 juli 2024
Tot 1 juli 2024
Vanaf 1 juli 2024
Bijlage 5: draagkracht van [C]

Voetnoten

1.Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Hoge Raad 13 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0451 en Hoge Raad 9 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:314.
3.Bijlage 1: netto besteedbaar inkomen van de vrouw voor behoefte [B (voornaam)] .
4.Bijlage 2: netto besteedbaar inkomen van de man en [C] voor de behoefte van [B (voornaam)] en NBGI.
5.Bijlage 3: netto besteedbaar inkomen van de man en [C] voor de behoefte van [D (voornaam)] , [E (voornaam)] , [F (voornaam)] en [G (voornaam)] .
6.Artikel 1:397 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
7.Bijlage 4: draagkracht van de man tot en vanaf 1 juli 2024.
8.Bijlage 5: draagkracht van [C] .
9.Hoge Raad 13 juli 2012, ECLI: NL:HR:2012:BX1295.