ECLI:NL:RBMNE:2024:4238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3244
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verhaalsbeschikking door het Uwv en toekenning van proceskostenvergoeding aan verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een B.V. die een ex-werknemer had, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 5 november 2019 een toerekeningsbeschikking afgegeven, waarbij het de Ziektewet-uitkering en uitvoeringskosten aan verzoekster toerekende. Verzoekster maakte hiertegen geen bezwaar. Echter, op 13 januari 2023 besloot het Uwv om de kosten van de Ziektewet-uitkering van de ex-werknemer op verzoekster te verhalen, wat verzoekster wel aanvechtte. Het bezwaar van verzoekster werd op 11 mei 2023 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde. De zitting voor deze zaak was gepland op 7 mei 2024, maar het Uwv trok op 1 mei 2024 de verhaalsbeschikking in, waarna verzoekster haar beroep introk en om proceskostenvergoeding vroeg. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het Uwv was van mening dat de kosten voor rechtsbijstand niet vergoed moesten worden, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv verzoekster tegemoet was gekomen door de verhaalsbeschikking in te trekken. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en het Uwv veroordeeld tot betaling van € 875,- aan verzoekster, alsook de vergoeding van het griffierecht van € 365,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., statutair gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: drs. H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.A. Tellinga).

Inleiding

1.1
Het Uwv heeft op 5 november 2019 besloten om de door hem vanaf 8 augustus 2019 aan een ex-werknemer van verzoekster uitbetaalde Ziektewet-uitkering en uitvoeringskosten aan verzoekster toe te rekenen (
de toerekeningsbeschikking). Verzoekster heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
1.2
Het Uwv heeft op 13 januari 2023 besloten om de door hem aan de ex-werknemer van verzoekster uitgekeerde bruto Ziektewet-uitkering inclusief premies en uitvoeringskosten over de periode 8 augustus 2019 tot en met 31 juli 2021 tot een bedrag van totaal € 52.642,39 op verzoekster te verhalen (
de verhaalsbeschikking). Verzoekster heeft daartegen wel bezwaar gemaakt.
1.3
Met het besluit van 11 mei 2023
(het bestreden besluit)heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
1.4
Verzoekster heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor de behandeling van het beroep op de zitting van 7 mei 2024.
1.5
Met het besluit van 1 mei 2024 heeft het Uwv meegedeeld het verhaal van de betaalde uitkering en kosten in te trekken. Verzoekster heeft daarna haar beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in beroep. De geplande zitting van 7 mei 2024 is niet doorgegaan.
1.6
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft de rechtbank in zijn brief van 15 mei 2024 bericht dat hij zich niet kan vinden in het vergoeden van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Uwv vindt dat hij op 11 mei 2023 het bezwaar tegen de verhaalsbeslissing op juiste gronden ongegrond heeft verklaard en heeft dat in zijn brief toegelicht.
1.7
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. Feitelijk is het besluit van 1 mei 2024 een vervanging van het bestreden besluit [3] , waarbij het Uwv de verhaalsbeschikking heeft herroepen. Met het besluit van 1 mei 2024 komt het Uwv volledig aan het beroep van verzoekster tegemoet. In het besluit heeft het Uwv bepaald dat niet verzoekster, maar het Uwv verantwoordelijk is voor de betaling van de Ziektewet-uitkering van de ex-werknemer van verzoekster. Met de intrekking van de verhaalsbeschikking van de uitkering en de kosten heeft het Uwv dus gedaan wat verzoekster wilde. In wat het Uwv heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden om geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
5. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding daarom toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen.
Welk bedrag aan proceskosten moet gedeputeerde staten aan verzoekster vergoeden?
6. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
7. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. [4] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:57, in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Artikel 6:19 Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.