ECLI:NL:RBMNE:2024:4249

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
16/088458-21 (verder: zaak A) en 16/096881-21 (gevoegd ter terechtzitting, verder: zaak B)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van het runnen van een hennepplantage en het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het runnen van een hennepplantage en het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende anderhalf jaar in Gorinchem een hennepplantage heeft gerund en deel uitmaakte van een criminele organisatie. Daarnaast werd hij beschuldigd van het voorhanden hebben van een Glock pistool met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlasteleggingen, met uitzondering van een deel van de beschuldiging met betrekking tot de patroonhouders, waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van meer dan 15 maanden en heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen bevolen, waaronder het vuurwapen en de munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/088458-21 (verder: zaak A) en 16/096881-21 (gevoegd ter terechtzitting, verder: zaak B)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna genoemd: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2024. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I.M.F. Graumans, en van wat door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
zaak A, feit 1
op 30 maart 2021 te Ameide een verboden vuurwapen, te weten een pistool, en twee patroonhouders voorhanden heeft gehad;
zaak A, feit 2
op 30 maart 2021 te Ameide verboden munitie, te weten 123 scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
zaak B, feit 1
samen met anderen in de periode van 1 maart 2019 tot en met 6 oktober 2020 te Gorinchem bedrijfsmatig hennep heeft geteeld;
zaak B, feit 2
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 oktober 2020 te Gorinchem, Montfoort en Ameide, heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het bedrijfsmatig telen van hennep;
zaak B, feit 3
op 30 maart 2021 te Ameide opzettelijk 5,07 gram harddrugs, te weten MDMA, aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde verboden wapen- en munitiebezit, heeft de raadsman vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van voldoende bewijs.
De raadsman heeft ten aanzien van zaak B bepleit dat in de hennepkwekerij veel minder hennep is gekweekt dan waar het Openbaar Ministerie van uitgaat. Voor het overige heeft hij zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van zaak A allereerst vast, als zij de foto bekijkt die van het wapen in de doos is gemaakt, dat bij het wapen twee magazijnen liggen. Ten onrechte zijn deze magazijnen bij de inbeslagname aangemerkt als patroonhouders, en als zodanig onder feit 1 in het tweede deel van de tenlastelegging opgenomen, zodat dit deel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. De verdachte zal van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht overigens alle ten laste gelegde feiten bewezen. Voor de overzichtelijkheid van dit vonnis zijn de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van deze feiten redengevende feiten en omstandigheden opgenomen in bijlage II. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaak A
Ten aanzien van het onder zaak A ten laste gelegde voorhanden hebben van een verboden vuurwapen met bijbehorende munitie, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier blijkt dat in een kantine van een loods achter de woning van verdachte, verborgen boven een plafondplaat, een Glock pistool met bijbehorende munitie is gevonden, samen met een envelop met foto’s en een map met foto’s met als opschrift “ [opschrift] ”.
De loods waar deze goederen zijn aangetroffen is eigendom van verdachte en hij heeft daar als enige zijn werkplaats. De loods bevindt zich direct achter de woning van verdachte. Verdachte heeft verder verklaard dat hij vaak gebruik maakte van de kantine waarin de goederen zijn aangetroffen.
Ten tijde van het aantreffen van deze goederen waren de enige andere gebruikers van de loods een oudere man en vrouw die verdachte in een apart deel van de loods tijdelijk woonruimte had aangeboden. Verdachte heeft verklaard dat de loods afsluitbaar was en dat hij en de tijdelijke bewoners een sleutel hadden. Verdachte heeft verder verklaard dat het pistool, de munitie en de foto’s zeker niet van de tijdelijke bewoners zijn, en de rechtbank acht dit op grond van het volgende ook niet aannemelijk.
De rechtbank gaat allereerst uit van de algemene ervaringsregel, dat de eigenaar en hoofdgebruiker van een bedrijfsgebouw weet welke goederen zich in dit bedrijfsgebouw bevinden, met name in de ruimtes waar hij vaak gebruik van maakt. Daar komt bij dat het vuurwapen weliswaar verborgen was boven een plafondplaat en dus niet direct in het zicht lag, maar dat in deze plafondplaat een gat van drie bij tien centimeter zat, dat een doorzoekende verbalisant direct opviel en waarin hij aanleiding zag om juist boven deze plafondplaat te gaan zoeken.
Gelet op de gemeenschappelijke, ongebruikelijke opbergplaats en het privé-karakter van de foto’s (het betreffen naaktfoto’s) gaat de rechtbank er verder van uit dat het pistool, de munitie en de foto’s in die zin bij elkaar horen dat ze door dezelfde persoon boven de plafondplaat zijn verborgen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij bij het bekijken van de foto’s een man die op alle foto’s voorkomt heeft herkend als verdachte.
Uit bovenstaande trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte degene is geweest die het vuurwapen, de bijbehorende munitie en de foto’s boven de plafondplaat in de kantine van zijn loods heeft verborgen.
Het door verdachte gesuggereerde alternatieve scenario, dat het pistool, de munitie en de foto’s door de vorige eigenaar van de loods zouden zijn verborgen, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Op de fotomap stond immers het opschrift “ [opschrift] ”, terwijl verdachte heeft verklaard de loods in 2008 van de vorige eigenaar te hebben gekocht en sinds 2010 alleen zelf te gebruiken. Ook het scenario dat iemand anders dan de vorige eigenaar van de loods het pistool, de munitie en de foto’s in de loods van verdachte zou hebben verborgen acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk. Dit zou immers betekenen dat een onbekende persoon, die zodanig op verdachte lijkt dat een verbalisant ze heeft kunnen verwarren, reden zou hebben gezien om het pistool, de munitie en de foto’s te verstoppen boven een plafondplaat in de kantine van de loods van verdachte, met als gevolg dat deze goederen buiten zijn eigen bereik, maar binnen dat van verdachte zouden komen. De loods was immers eigendom van verdachte, gelegen achter diens woning, afsluitbaar en bij verdachte in gebruik. De rechtbank acht dit geen reëel scenario.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak A, feit 1
op 30 maart 2021 te Ameide, gemeente Vijfheerenlanden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
Zaak A, feit 2
op 30 maart 2021 te Ameide, gemeente Vijfheerenlanden, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 11 scherpe patronen kaliber 9mm Luger, merk S&B en
- 5 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk S&B en
- 7 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk S&B en
- 100 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk CBC
voorhanden heeft gehad;
Zaak B, feit 1
in de periode van 1 maart 2019 tot en 6 oktober 2020 te Gorinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennep, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Zaak B, feit 2
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 oktober 2020 te Gorinchem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet;
Zaak B, feit 3
op 30 maart 2021 te Ameide opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,07 gram MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
zaak A, feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
zaak A, feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot munitie van categorie III;
zaak B, feit 1
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
zaak B, feit 2
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet;
zaak B, feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft hierbij gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van
verdachte op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een strafoplegging een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De eis van de officier van justitie is hoger dan de LOVS-oriëntatiepunten voor de betreffende feiten indiceren. Verder is in de ten laste gelegde hennepkwekerij veel minder hennep gekweekt dan waar het Openbaar Ministerie van uitgaat. Ten slotte is verdachte door de lang lopende strafzaak al zwaar getroffen in zijn persoonlijk leven. Zo is hij bijna zijn huis uitgezet vanwege de aangetroffen MDMA en heeft hij € 4.000,- aan advocaatkosten moeten besteden om dit te voorkomen. De volledige inventaris van zijn botenbedrijf is in beslag genomen, en verdachte heeft deze inventaris met geleend geld moeten terugkopen. Omdat er beslag is gelegd op een woning en bedrijfspand die verdachte samen met zijn ex-partner heeft gekocht, kan de ex-partner van verdachte al jaren geen huis kopen, en zij legt de rekening daarvoor bij verdachte neer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het samen met anderen bedrijfsmatig kweken van hennep. De aanleg van de kwekerij, het kweken zelf en de verkoop van de oogsten hebben plaatsgevonden binnen het kader van een crimineel samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Samen met twee medeverdachten heeft hij, op gelijke voet, deelgenomen aan dat samenwerkingsverband. Verdachte en zijn twee medeverdachten kregen ieder een derde van de opbrengst. Daarbij was sprake van een onderlinge taakverdeling, waarbij verdachte zich hoofdzakelijk bezighield met de teelt zelf.
Het ongecontroleerde gebruik van hennep vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Verdachte heeft puur vanuit zijn streven naar financieel gewin dit gebruik willen faciliteren door illegale hennepkweek. Dergelijke hennepteelt gaat gepaard met illegale geldstromen met een corrumperend effect op de samenleving. Bovendien ontstaan bij illegale hennepkweek vaak (brand)gevaarlijke situaties en gaat deze illegale kweek vaak gepaard met geweld, bijvoorbeeld door ripdeals.
Bij verdachte is ook een vuurwapen met scherpe patronen gevonden. In zijn algemeenheid leidt het toenemende bezit van vuurwapens in de samenleving er toe dat steeds vaker daadwerkelijk gebruik gemaakt wordt van deze wapens om conflicten te beslechten, vaak met dodelijke gevolgen.
De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De reclassering heeft op 13 april 2021 een rapport over verdachte opgemaakt. In dit rapport heeft de reclassering, vanwege de toen nog geheel ontkennende proceshouding van verdachte, geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico. Ook zag de reclassering geen aanknopingspunten voor reclasseringstoezicht.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een serieuze ondernemer is die hard werkt in zijn bedrijf, waarin hij onder meer scheepsreparaties uitvoert. Hij kan niet zonder zijn bedrijf en zijn bedrijf kan niet zonder hem. Door de onderhavige strafzaak is hij in grote financiële problemen gekomen.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor deze zorgen en moeilijkheden, zijn dit geen omstandigheden die strafmatigend werken. Verdachte had zijn bedrijf immers ook al toen hij besloot om de onderhavige feiten te plegen en de (financiële) gevolgen daarvan waren voorzienbaar.
8.3.4
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de LOVS-oriëntatiepunten).
Het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen is vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het LOVS-oriëntatiepunt voor het telen van 500 tot 1000 hennepplanten is een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
De rechtbank ziet als strafvermeerderend dat de hennepteelt in georganiseerd verband heeft plaatsgevonden, en dat er meerdere oogsten, volgens verdachte zelf zes, van ongeveer 1000 planten hebben plaatsgevonden. Dat bij verdachte een geladen pistool is aangetroffen geeft aan deze hennepkweek bovendien een extra lading, die ook in de strafoplegging tot uitdrukking moet komen.
Gelet op de ernst van de feiten kan met geen andere dan een (forse) onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden volstaan. Verder zal de rechtbank, ter voorkoming van recidive, van de op te leggen straf een substantieel deel voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, in beginsel passend.
Echter, bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. Deze termijn is met meer dan 15 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank zal, rekening houdend met vaststaande jurisprudentie, het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf matigen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, en met een proeftijd van twee jaar, een passende straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

De rechtbank zal, op vordering van de officier van justitie en onder referte van de raadsman, de volgende goederen onttrekken aan het verkeer (genummerd en omschreven volgens de beslaglijst van 27 mei 2024):
8) 1 STK Patroonhouder (zijnde een magazijn) (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800657, Glock)
2) 1 STK Patroonhouder (zijnde een magazijn) (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800670, Glock)
3) 1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800680, Glock)
4) 1 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800684, S&B)
5) 7 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800693, S&B)
6) 100 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800700, CBC)
7) 5 STK Munitie,
nu met betrekking tot deze goederen het onder zaak A bewezen verklaarde is begaan, en deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
  • 2, 3, 10, 11 en 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf maanden);
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer (genummerd en omschreven volgens de beslaglijst van 27 mei 2024):
8) 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800657, Glock)
2) 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800670, Glock)
3) 1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800680, Glock)
4) 1 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800684, S&B)
5) 7 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800693, S&B)
6) 100 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2020313202-G2800700, CBC)
7) 5 STK Munitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. J.P. Verboom en
mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 16/088458-21)
1
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te Ameide, gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, model 19, kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een patroonhouder, zijnde (telkens) een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij op of omstreeks 30 maart 2021 te Ameide, gemeente Vijfheerenlanden, althans in
Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 11 scherpe patronen kaliber 9mm Luger, merk S&B en/of
- 5 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk S&B en/of
- 7 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk S&B en/of
- 100 scherpe patronen kaliber 9mm Luger merk CBC en/of
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Zaak B (parketnummer 16/096881-21)
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en 6 oktober 2020 te Gorinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander{en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of
hasjiesj, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 11, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij de algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep en/of 200 eenheden van een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II);
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 11 lid 3 Opiumwet, art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 3 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 oktober 2020 te Gorinchem en/of Montfoort en/of Ameide, in elk geval in Nederland, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid en/of 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
(art 11b lid 1 Opiumwet)
3
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te Ameide, in elk geval in Nederland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 5,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
BIJLAGE II: de gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van zaak A, de feiten 1 en 2 [1]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 30 maart 2021 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning gelegen aan [adres] [woonplaats] .
Achter de woning [adres] staat een bedrijfshal.
In de bedrijfshal was op de begane grond een deel ingericht en in gebruik als kantoor/kantine. In het plafond van deze ruimte lagen vierkante plafondplaten op een ijzeren frame. De plafondplaten lagen los in het frame. [2]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Toen wij klaar waren met het doorzoeken van de woning kregen wij het verzoek het bedrijfspand achter de woning ook te doorzoeken.
Als je het bedrijfspand binnen komt sta je in een hal. Als je in de hal rechtdoor gaat komt er gelijk weer een deur aan de rechterkant. Middels deze deur kom je in een soort kantine. In deze ruimte is een klein keukenblok aan de linkerkant. Midden in de ruimte staan een tafel en een aantal stoelen.
Op het moment dat mijn collega [verbalisant 4] met zijn speurhond aan het zoeken is valt mij het plafond in de keuken op. Ik zie dat er een systeemplafond in de keuken zit. Ik zie dat er in een van de platen van het systeemplafond een gat zit van ongeveer drie bij tien centimeter. Ik vond dit raar. Hierop heb ik de keukentafel een meter verschoven zodat deze recht onder deze plaat kwam te staan. Hierop ben ik op de tafel gaan staan en tilde ik de plafondplaat op. Ik zag toen dat er diverse spullen op het systeemplafond lagen.
Ik zag op het plafond een donkerkleurig mapje en een witte envelop liggen. Hierop pakte ik de envelop. Ik zag dat er in de envelop foto’s zaten. Ik zag dat er naakte mensen op de foto's stonden die seksuele handelingen aan het verrichten waren.
Ik pakte een donkerkleuring fotomapje. Ik zag dat ook daarin foto’s zaten van naakte mensen die seksuele handelingen aan het verrichten waren.
Ik zag ook een zwart doosje op het plafond. Hierop pakte ik het doosje. Ik zag dat er Glock op het doosje stond. De foto’s en het zwarte doosje lagen toen ik ze vond allemaal bij elkaar op de zelfde systeemplafondplaat. [3]
Hierop keek ik het hele plafond rond. Ik zag dat aan een andere kant, op ongeveer een meter van waar ik de foto’s en het zwarte doosje vond, twee plastic bakjes met daarin munitie stonden. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 30 maart 2021 was ik aanwezig bij de doorzoeking van de [adres] te [woonplaats] . Door mij werd onder andere de keuken/kantine van het bedrijfspand op huisnummer [huisnummer] doorzocht. Ik zag dat zich in deze ruimte diverse kasten, een keukenblok en een tafel bevonden.
Ik zag dat op het aanrecht van het keukenblok een zwart koffertje lag met daarnaast een hoeveelheid patronen. Ik zag dat het koffertje een pistool bevatte.
Ik zag dat op de tafel in het midden van de keuken een stapel losse foto’s en een fotoboekje met een sticker met opschrift “ [opschrift] ” lag. Ik zag dat recht boven de tafel één van de platen van het systeemplafond opzij geschoven was. Ik hoorde één van de aanwezige collega’s zeggen dat de foto’s op het systeemplafond waren aangetroffen bij het pistool.
Ik zag dat op de foto’s steeds dezelfde man en twee vrouwen stonden.
Ik zag dat de man de verdachte [verdachte] was. Ik herkende hem van de foto die ik had gezien in het draaiboek voor de doorzoeking en dezelfde foto bij de briefing voor de doorzoeking. [5]
In een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 31 maart 2021, is het volgende opgenomen:
Inbeslagname
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Datum en tijd: 30 maart 2021.
Goednummer: PL0900-2020313202-2800680
Object: vuurwapen (pistool)
Merk/type: Glock 19
Kaliber: 9mm
Bijzonderheden: pistool, met 2 houders en 11 losse patronen in doos.
Goednummer: PL0900-2020313202-2800684
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 11 stuks
Merk/type: S&B Lüger
Kaliber: 9mm
Bijzonderheden: 11x 9 mm patronen los in doos.
Goednummer: PL0900-2020313202-2800686
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 5 stuks
Merk/type: S&B Lüger
Kaliber: 9mm
Bijzonderheden: 5 patronen uit houder [6] Goednummer: PL0900-2020313202-2800693
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 7 stuks
Merk/type: S&B Lüger
Kaliber: 9mm
Bijzonderheden: 7 patronen uit houder
Goednummer: PL0900-2020313202-2800700
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 100 stuks
Merk/type: Cbc Lüger
Kaliber: 100 x 9mm
Bijzonderheden: 5 patronen uit houder [7]
In een proces-verbaal van bevindingen is het volgende gerelateerd:
1. Goednummers:
PLO900-2020313202-2800680 (pistool)
Wapen: vuurwapen, pistool (foto's 1 t/m 16)
Categorie: III sub I
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool, merk Glock, model 19 9x19mm.
5.
Goednummers:
PL0900-2020313202-2800684 (a),
PL0900-2020313202-2800686 (b),
PL0900-2020313202-2800693 (c),
PL0900-2020313202-2800700 (d),
Munitie: scherpe patronen (foto's 48 t/m 70)
Categorie: III
a.11 scherpe patronen kaliber 9mm Luger (= 9 x l9 mm), merk S&B.
b.5 scherpe patronen kaliber 9mm Luger (= 9 x 19 mm), merk S&B, afkomstig uit het patroonmagazijn AAOI4916NL.
c.7 scherpe patronen kaliber 9mm Luger (= 9 x l9 mm), merk S&B, afkomstig uit het patroonmagazijn AAOI4917NL
d.100 scherpe patronen kaliber 9mm Luger (=9xl9mm) , merk CBC.
De onder a t/m d omschreven scherpe patronen zijn munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van het onder 1 omschreven vuurwapen en elk ander scherpschietend vuurwapen kaliber 9xl9mm af te schieten.
Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
O: De politie heeft gisteren tijdens een zoeking in de loods achter jouw woning een vuurwapen aangetroffen. V: Van wie is deze loods?
A: Van mij. [8] Dat is mijn werkplaats. [9]
V: En de loods is afsluitbaar?
A: Ja.
O: Ik toon je nu een aantal foto’s van het kantoor, de plek waar het vuurwapen is aangetroffen en een foto van het vuurwapen zelf. V: Wat is dit voor een kantoor?
A: Dit is een kantine die in de loods zit.
V: Heb jij toegang tot deze kantine?
A: Ja. [10] Ik ben vaak in die kantine geweest. [11]
Ik heb de loods in 2008 gekocht. Vanaf ongeveer 2010 gebruikte ik de loods en de kantine zelf. [12]
Ten aanzien van zaak B de feiten 1 en 2 [13]
Verdachte heeft het in zaak B onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2024;
  • een ambtsedig proces-verbaal met nummer 20210302.1829, d.d. 2 maart 2021, opgemaakt door de politie Midden-Nederland (pag. 569 e.v.), betreffende chatverkeer tussen verdachte en medeverdachten over de hennepplantage;
  • een ambtsedig proces-verbaal met nummer 20210302.1939, d.d. 2 maart 2021, opgemaakt door de politie Midden-Nederland (pag. 578 e.v.), betreffende chatverkeer tussen verdachte en medeverdachte over de hennepplantage.
Ten aanzien van zaak B, feit 3
Verdachte heeft het in zaak B onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2024;
  • een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 31 maart 2021, opgemaakt door de politie Midden-Nederland (Beslagdossier, pag. 40 e.v.);
  • een ambtsedig proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, met nummer PL0900-2021096817-38, d.d. 20 april 2021, opgemaakt door de politie Midden-Nederland (pag. 223 e.v.);
  • een geschrift, zijnde een NFI-deskundigenrapportage met zaaksnummer 2021.04.12.074 (aanvraag 001), d.d. 12 april 2021 (pag. 226).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2021 met proces-verbaalnummer 2021098856, doorgenummerd pagina 1 tot en met 73, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche West-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 6).
3.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 12).
4.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 13).
5.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 14).
6.Een geschrift, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming (pag. 42).
7.Een geschrift, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming (pag. 43).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 69).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 2 april 2021 (apart genummerd, pag. 1);
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 69).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 2 april 2021 (apart genummerd, pag. 2);
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 70).
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 februari 2022 met proces-verbaalnummer 2020327232, doorgenummerd pagina 1 tot en met 639, met als bijlage een Beslagdossier, doorgenummerd pagina 1 tot en met 221, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche West-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.