ECLI:NL:RBMNE:2024:4291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/1180
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen aanmelding bij het CAK en bestuursrechtelijke premie

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het CAK, dat hem een bestuursrechtelijke premie oplegt omdat zijn zorgverzekeraar hem heeft aangemeld bij het CAK wegens het niet betalen van zijn zorgpremie. Eiser betwist de aanmelding en stelt dat hij sinds 31 december 2020 niet meer verzekerd is bij de zorgverzekeraar. Het CAK heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens de wet geen bezwaar kan worden gemaakt tegen een aanmelding bij het CAK. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat het CAK terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat alleen de zorgverzekeraar iemand kan aan- of afmelden bij het CAK en dat eiser zich in dat geval tot zijn zorgverzekeraar moet wenden. Eiser heeft ook een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter, maar dit is afgewezen. De rechtbank concludeert dat het CAK de wet correct heeft toegepast en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

CAK Afdeling Bezwaar & Beroep, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman en E. Morsch.).

Inleiding

Op 21 april 2023 heeft verweerder (het CAK) eiser een brief gestuurd inhoudende dat zijn zorgverzekeraar [zorgverzekeraar 1] hem heeft aangemeld bij het CAK, omdat eiser zes maanden of langer zijn zorgpremie niet heeft betaald. Vanaf 1 mei 2023 moet eiser daarom een bestuursrechtelijke premie aan het CAK betalen. Het CAK laat ter uitvoering hiervan [bedrijf] € 165,70 inhouden op eisers loon en afdragen aan het CAK.
Eiser heeft tegen de brief van 21 april 2023 bezwaar gemaakt. Hij is het er niet mee eens dat het CAK de premie laat inhouden op zijn loon. Met het besluit van 30 juni 2023 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft het CAK eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het CAK heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 op zitting gezamenlijk met de beroepen met kenmerk UTR 23/3429 en UTR 23/4462 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van het CAK, R.W. Nicolaas (de gemachtigde van de Sociale Verzekeringsbank) en [A] en [B] (informanten namens [zorgverzekeraar 1] / [zorgverzekeraar 2] ).
Eiser heeft de rechter schriftelijk gewraakt. De rechter heeft dit verzoek direct na afloop van de zitting ontvangen, partijen weer terug de zittingszaal in geroepen en het onderzoek geschorst. Met de beslissing van 8 mei 2024 is het wrakingsverzoek afgewezen. [1] Hierna is de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Beoordeling door de rechtbank

Waarom verklaart het CAK eisers bezwaar niet-ontvankelijk?
6. Het CAK verklaart eisers bezwaar tegen de brief van 21 april 2023 niet-ontvankelijk, omdat het niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen een aanmelding bij het CAK. Artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 1, van bijlage 2, bij de Awb is sluiten deze mogelijkheid uit. Alleen een zorgverzekeraar kan iemand aan- of afmelden bij het CAK. Als eiser het niet eens is met de aanmelding bij het CAK moet hij zich tot zijn zorgverzekeraar wenden.

Wat voert eiser aan?

7. Eiser stelt dat hij sinds 31 december 2020 niet meer verzekerd is bij [zorgverzekeraar 1] en dat hij daarom ook geen schuld heeft bij zijn verzekeraar. Het CAK heeft aan eiser geen bewijs overlegd dat hij nog verzekerd is bij [zorgverzekeraar 1] en gaat volledig en eenzijdig af op wat de zorgverzekeraar doorgeeft. Het CAK misbruikt, door het nalaten om te verifiëren of eiser verzekerd is, zijn bevoegdheden op grond van de Zorgverzekeringswet. Eiser vindt dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 februari 2018 [2] - waar het CAK in het verweerschrift naar verwijst – niet op hem van toepassing is. Die zaak gaat over een verzekerde en eiser is onverzekerd sinds 1 januari 2021. Eiser vindt dat het CAK eiser had moeten verzekeren en dit ten onrechte heeft nagelaten. Door eiser niet te verzekeren handelt het CAK in strijd met het Europees recht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank oordeelt dat het CAK eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Uit de wet volgt dat tegen een besluit over de verschuldigdheid van bestuursrechtelijke premie of de hoogte van die premie geen beroep kan worden ingesteld (zie artikel 8:5, eerste lid, van Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak). Dit betekent dat tegen zo'n besluit ook geen bezwaar kan worden gemaakt (zie artikel 7:1 Awb). Het CAK heeft daarom terecht eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
10. Een procedure tegen de zorgverzekeraar of het CAK bij de civiele rechter staat in beginsel wel open (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 28 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:565). Voor zover eiser meent dat hij niet verzekerd is en ten onrechte premie aan het CAK heeft betaald, kan hij zich dus tot de civiele rechter wenden. In dit verband wijst de rechtbank er – ten overvloede – op dat vertegenwoordigers van [zorgverzekeraar 1] / [zorgverzekeraar 2] bij de zitting aanwezig waren en desgevraagd hebben bevestigd dat eiser sinds 1 januari 2021 bij [zorgverzekeraar 1] / [zorgverzekeraar 2] is verzekerd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.