Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juli 2023 in Luttelgeest samen met een ander een slachtoffer heeft mishandeld. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na de terechtzittingen van 5 maart 2024 en 25 juni 2024. De officier van justitie, mr. A. de Groot, heeft gevorderd tot vrijspraak van feit 1, dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel zou hebben toegebracht aan het slachtoffer met een mes. De rechtbank heeft deze vrijspraak gehonoreerd, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer daadwerkelijk met een mes was aangevallen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan feit 2, namelijk de mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft toegepast.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben mishandeld door hem te slaan en te schoppen terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft hierbij de verklaringen van getuigen in overweging genomen, die bevestigden dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die zelf ook letsel had opgelopen tijdens het incident.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter indienen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.