In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak gelegen aan [adres] in [plaats]. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 540.000,- per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van maximaal € 479.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, gebruikmakend van de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn argumentatie en concludeerde dat de referentieobjecten voldoende vergelijkbaar waren.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eiseres om immateriële schadevergoeding toegewezen, omdat de procedure onredelijk lang had geduurd. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn was overschreden met 2 maanden en kende een schadevergoeding van € 50,- toe. De rechtbank oordeelde ook over de proceskosten en wees een bedrag van € 82,03 toe aan eiseres, te betalen door de heffingsambtenaar. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Spee op 7 juni 2024 en is openbaar gemaakt.