ECLI:NL:RBMNE:2024:4359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
UTR 24/3413
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening over uitbetaling vermeend verbeurde dwangsom

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die zich richt tot de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster, afkomstig uit Marokko, vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat de Belastingdienst/Toeslagen haar € 15.000 moet betalen wegens verbeurde dwangsommen. Deze dwangsommen zouden verbeurd zijn naar aanleiding van eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De voorzieningenrechter stelt vast dat zij kennelijk onbevoegd is om op het verzoek te beslissen, omdat het uitbetalen van een dwangsom een feitelijke handeling is en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kan de voorzieningenrechter niet verplichten tot uitbetaling van de dwangsommen. Verzoekster wordt geadviseerd zich tot de civiele rechter te wenden voor haar aanspraak op de dwangsommen. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 31 mei 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3413

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] (Marokko), verzoekster

en

Belastingdienst/Toeslagen.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
Omdat de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is om op het verzoek te beslissen doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat Belastingdienst/Toeslagen aan haar € 15.000 moet betalen wegens verbeurde dwangsommen. Zij meent dat Belastingdienst/Toeslagen deze dwangsommen heeft verbeurd naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank van 17 augustus 2023 (UTR 23/504) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2024 (202305947/1/A2).
De voorzieningenrechter overweegt hierover dat zij geen mogelijkheden heeft om Belastingdienst/Toeslagen te verplichten tot uitbetaling van een (vermeend) verbeurde dwangsommen. Het uitbetalen van een dwangsom is namelijk een feitelijke handeling en niet een besluit in de zin van de Awb. Als Belastingdienst/Toeslagen dwangsommen niet betaalt waarop verzoekster meent aanspraak te hebben, zal verzoekster zich moeten wenden tot de civiele rechter.

Conclusie en gevolgen

3. Daarom is de voorzieningenrechter kennelijk niet bevoegd om te beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.