ECLI:NL:RBMNE:2024:4389
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser na wijziging van het bestreden besluit door het Uwv
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv tot toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 maart 2022 is vastgesteld op 61,51%. Eiser is het hier niet mee eens en voert aan dat hij meer beperkt is dan aangenomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 29 juni 2023, waar eiser aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft op de zitting aangegeven dat eisers PGB-inkomsten niet gekort hadden mogen worden op zijn WIA-uitkering. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en het Uwv in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen. Het Uwv heeft vervolgens het bestreden besluit gewijzigd, waardoor de hoogte van eisers WIA-uitkering wordt vastgesteld zonder de korting van de PGB-inkomsten.
De rechtbank heeft de verzekeringsarts T.K. Gouw als deskundige benoemd om vragen van de rechtbank te beantwoorden. De deskundige heeft op 11 december 2023 een rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser. De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenrapport. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de geduide functies aan de schatting ten grondslag heeft kunnen leggen en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en zijn WIA-uitkering blijft ongewijzigd. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser en bepaalt dat het Uwv het griffierecht aan eiser moet vergoeden.