ECLI:NL:RBMNE:2024:4414

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een e-mail van de politie in het kader van een betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de korpschef van politie beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een e-mail van 2 februari 2023, waarin de korpschef aangaf dat het bezwaar van eiser tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank behandelt de vraag of deze e-mail kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de e-mail enkel informatief van aard is en geen rechtsgevolg beoogt, waardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had eerder een negatief advies ontvangen van de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) van de politie, en de rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht stelt dat artikel 48u van de Politiewet niet van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser om griffierecht en proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede procesorde en de voorwaarden waaronder besluiten worden genomen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J. de Booij),
en

de korpschef van politie, eenheid Den Haag (de korpschef)

(gemachtigde: mr. L. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de brief van de korpschef van 29 mei 2023, waarin het bezwaar van eiser tegen de e-mail van 2 februari 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef.

Totstandkoming van het besluit

2. Om tolkwerkzaamheden te kunnen verrichten voor de politie heeft de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) van de politie een betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek naar eiser verricht. De teamchef van de afdeling VIK heeft op 18 november 2021 de uitkomst van dit onderzoek - zijnde een negatief advies - per brief medegedeeld aan het Landelijk tolkenbureau politie (tolkenbureau). De Dienst Regionale Recherche heeft op 18 november 2021 aan eiser een brief gestuurd, waarin hij wordt geïnformeerd over het negatieve advies.
3. Bij brief van 21 december 2021 heeft het Diensthoofd Regionale Recherche de brief van 18 november 2021 ingetrokken, omdat deze niet volledig juist was geformuleerd. In de brief van 21 december 2021 is ook vermeld dat er geen bezwaar mogelijk is, maar dat er wel een zienswijze kan worden ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft eiser op 24 december 2021 een voorlopige zienswijze ingediend en op 29 augustus 2022 een aanvullende zienswijze ingediend. De Dienst Regionale Recherche heeft hierop op 23 september 2022 in een brief gereageerd en aangekondigd dat eiser zal worden uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Het zienswijzegesprek heeft plaatsgevonden op 18 november 2022. Naar aanleiding van het zienswijzegesprek heeft de teamchef van de afdeling VIK in een brief van 30 november 2022 aan eiser bericht dat het negatieve advies wordt gehandhaafd. Vervolgens heeft eiser op 5 december 2022 een e-mail gestuurd met onder andere het verzoek om geen doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het negatieve advies. In een e-mail van 2 februari 2023 heeft de afdeling juridische zaken hierop gereageerd inhoudende dat de brief van 23 september 2022 van kracht blijft omdat het zienswijzegesprek niet heeft geleid tot een herziening van het negatieve advies. Ook is eiser met de brief van 30 november 2022 geïnformeerd over de definitieve uitkomst van de screening. In deze e-mail wordt verder geschreven dat, zoals in de brief van 23 september 2022 al is verwoord, dit geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen de e-mail van 2 februari 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt. De korpschef heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de korpschef het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser voert aan dat artikel 48u van de Politiewet 2012 (Politiewet) op 1 januari 2023 met onmiddellijke ingang in werking is ingetreden. Dat wil zeggen ook voor lopende zaken van vóór 1 januari 2023. De beslissing (het besluit) dat de brief van 23 september 2022 van kracht blijft, is verwoord en genomen op 29 mei 2023. Dit is dus na 1 januari 2023. De beslissing van 29 mei 2023 is dus een besluit. Ten onrechte komt de politie niet toe aan de beoordeling van de inhoud van het bezwaarschrift. Op de zitting heeft eiser nader toegelicht dat de e-mail van 2 februari 2023 moet worden aangemerkt als het primaire besluit en de brief van 29 mei 2023 als de beslissing op bezwaar. Ook heeft de gemachtigde van eiser op de zitting aangevoerd dat hij het verweerschrift strategisch te laat is. De rechtbank heeft weliswaar het verweerschrift op 17 mei 2024 aan hem doorgestuurd maar hij heeft het verweerschrift pas op 23 mei 2024 ontvangen. Hierdoor was er onvoldoende tijd om dit met cliënt voor te bereiden en om het verweerschrift aan eiser te overhandigen. Dit is in strijd met de goede procesorde.
Strijd met de goede procesorde?
7. In artikel 8:58 van de Awb staat dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Dit betekent dat de laatste dag waarop nog nadere stukken kunnen worden ingediend, de elfde dag voor de zitting is. Deze bepaling vloeit voort uit de eisen van een goede procesorde en uit het beginsel van hoor en wederhoor. De bedoeling is dat partijen worden beschermd tegen te laat aan het dossier toegevoegde stukken waarop zij niet zijn voorbereid en waarop zij niet adequaat kunnen reageren. De rechtbank heeft het verweerschrift op 16 mei 2024 ontvangen en heeft dit op 17 mei 2024 doorgestuurd aan de gemachtigde van eiser. Het verweerschrift is dus binnen de termijn van tien dagen voor de zitting ingediend. Bovendien heeft de gemachtigde op de zitting gezegd dat hij het verweerschrift met eiser heeft besproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van strijd met de goede procesorde en betrekt daarom het verweerschrift in haar beoordeling.
Is de e-mail van 2 februari 2023 een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb?
8. Het gaat hier om de vraag of de e-mail van 2 februari 2023 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat.
9. De rechtbank oordeelt dat de e-mail van 2 februari 2023 enkel een informatief karakter heeft. Het is niet gericht op rechtsgevolg en het is geen rechtshandeling. Uit de inhoud en de wijze waarop de e-mail is geformuleerd, blijkt dat de e-mail is bedoeld om eiser in te lichten . De e-mail van 2 februari 2023 is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht het bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Is het op 1 januari 2023 in werking getreden artikel 48u Pw van toepassing?
10. De rechtbank overweegt het volgende. Per 1 januari 2023 is de regelgeving inzake screening gewijzigd. In het onderhavige geschil heeft de teamchef van de afdeling VIK eiser bij brief van 30 november 2022 - dus vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving - gemotiveerd medegedeeld dat het negatieve advies wordt gehandhaafd. Met deze brief is de uitkomst van de screening definitief. Daarmee werd de procedure beëindigd en stonden er geen rechtsmiddelen meer open. [1] De korpschef stelt daarom terecht dat artikel 48u van de Politiewet niet van toepassing is.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van D. Migchelsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6 lid 1 Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie en artikel 6 lid 3 en 4 van het Protocol Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie 2018.