ECLI:NL:RBMNE:2024:4417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/5358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es- de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster had eerder een loonaanvullingsuitkering aangevraagd, maar deze was beëindigd na een bezwaar van haar (ex)werkgever. Het UWV had in een beslissing op bezwaar van 10 oktober 2023 het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard, omdat de arbeidsongeschiktheid van verzoekster was verlaagd naar minder dan 35%. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft dit beroep later ingetrokken nadat het UWV op 20 februari 2024 alsnog een WIA-IVA-uitkering had toegekend per 10 december 2023.

Na de intrekking van het beroep heeft verzoekster de rechtbank verzocht om het UWV te veroordelen in de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV met het besluit van 20 februari 2024 tegemoet is gekomen aan verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding toewijsbaar was. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-, te betalen aan verzoekster. Daarnaast is vermeld dat verzoekster zich voor de vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het UWV moet wenden.

De uitspraak is gedaan door rechter J.R. van Es- de Vries en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2024. De griffier P.W. Hogenbirk was aanwezig bij de uitspraak. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.M.M. Pater)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak op dit verzoek van verzoekster.
2. Met het primaire besluit van 22 september 2021 heeft het Uwv medegedeeld dat verzoekster vanaf 24 december 2021 recht heeft op een loonaanvullingsuitkering. Tegen dit besluit is door de (ex)werkgever van verzoekster bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 10 oktober 2023 heeft het Uwv het bezwaar van (ex)werkgever gegrond verklaard, waarna de loonaanvullingsuitkering van verzoekster is beëindigd. Het bezwaar is gegrond verklaard omdat de mate van arbeidsongeschiktheid verlaagd is naar minder dan 35%. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft verzoekster beroep ingesteld.
3. Met het besluit van 20 februari 2024 heeft het Uwv de beslissing op bezwaar van
10 oktober 2023 gewijzigd en aan verzoekster alsnog per 10 december 2023 een WIA-IVA-uitkering toegekend. De geplande zitting van 29 februari 2024 is niet doorgegaan.
4. Verzoekster heeft hierna het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Uwv heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

5. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv met het besluit van 20 februari 2024 tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Met dit besluit heeft het Uwv immers alsnog per 10 december 2023 een WIA-IVA-uitkering aan verzoekster toegekend. Dit betekent dat het verzoek van verzoekster om vergoeding van het Uwv in de proceskosten wordt toegewezen.
7. De rechtbank stelt deze kosten vast op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8. Voor het door verzoekster betaalde griffierecht geldt dat deze kosten op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb door het Uwv moeten worden vergoed. Verzoekster moet zich voor de vergoeding van deze kosten daarom rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es- de Vries, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.