8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft samen met anderen geprobeerd een plofkraak te plegen. Hij en één van de mededaders hebben een explosief op de ruit van juwelierswinkel ‘ [naam] ’ geplaatst en deze tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing zijn de ruiten gebroken en is het rolluik verbogen. Hierdoor is, naast een ravage, ook een doorgang naar de juwelierswinkel ontstaan. [verdachte] en zijn mededader zijn door deze doorgang de winkel binnengegaan, waarna [verdachte] met een hamer op de vitrinekast heeft ingeslagen. Pas op het moment dat de hamer was gebroken en het duidelijk werd dat het niet meer zou lukken om juwelen of andere goederen mee te nemen, hebben [verdachte] en zijn mededader de juwelierswinkel verlaten.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van criminaliteit. Plofkraken zorgen voor veel onrust in de maatschappij en schade bij omwonenden. Ook door deze zware ontploffing is aanzienlijke schade ontstaan. Het spreekt voor zich dat dit grote financiële en emotionele gevolgen met zich heeft gebracht voor de winkeleigenaar. [verdachte] heeft door het deelnemen aan de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin.
Aan de andere kant neemt de rechtbank in ogenschouw dat [verdachte] veel spijt heeft van zijn daad en hij, met uitzondering van het noemen van namen van de mededaders om redenen van veiligheid, volledige opening van zaken heeft gegeven. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat [verdachte] nog op dezelfde dag van het incident zich heeft gemeld bij de politie. Kennelijk was [verdachte] snel na de (poging tot) plofkraak tot de conclusie gekomen dat hij een fout had begaan. Op de zitting heeft hij te kennen gegeven dat hij inziet dat hij helemaal verkeerd heeft gehandeld en dat hij ook de schade die hij heeft aangericht wil vergoeden. Hiermee heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn fouten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van [verdachte] kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over [verdachte] van 30 mei 2024;
- een Pro Justitia-rapport van 16 november 2023, uitgebracht door E.F. de Witt, psycholoog;
- een Pro Justitia-rapport van 26 november 2023, uitgebracht door F.M.J. Bruggeman, psychiater;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 juli 2024, uitgebracht door D. Maljaars, raadsonderzoeker.
Justitiële documentatie
Uit bovengenoemde justitiële documentatie blijkt dat [verdachte] op 27 december 2022 eerder door deze rechtbank is veroordeeld voor een winkeloverval. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Het advies van de psycholoog
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat bij [verdachte] sprake is van ADHD, een
normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, gevoed vanuit een onveilige hechting en hechtingsproblematiek waarbij hij beperkte coping vaardigheden heeft ontwikkeld. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was van deze problematiek sprake en beïnvloedde dit de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte] . Vanuit zijn psychopathologie stond [verdachte] weinig stil bij de gevolgen van zijn handelen. Hij had vanuit de hechtingsproblematiek op dat moment het idee dat hij weinig te verliezen had en ging voor het geld. Gelet hierop adviseert de psycholoog het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De kans op herhaling binnen de huidige context (plaatsing bij de open woonvoorziening [instelling] , juridisch toezicht en met behandeling in het vooruitzicht) wordt geschat op matig. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat, als het huidige kader weg zou vallen.
De psycholoog adviseert (in het rapport van 16 november 2023) bij een bewezenverklaring een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) op te leggen. Volgens de psycholoog is voortzetting van ITB Harde Kern essentieel. Ook is elektronisch toezicht en ambulante behandeling geïndiceerd. Dat is nodig om de ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen, zoals onder meer het versterken van de coping vaardigheden, en de kans op recidive te beperken.
Het advies van de psychiater
Uit het rapport van de psychiater (van 26 november 2023) volgt dat bij [verdachte] sprake is van een aandachtstekortstoornis, overwegend hyperactieve/impulsieve type, een norm-overschrijdende gedragsstoornis, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis (grotendeels in remissie) en een ongedifferentieerde trauma- of stressor gerelateerde stoornis.
Volgens de psychiater was van deze problematiek ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde dit de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte] tijdens het tenlastegelegde. Het gedrag van [verdachte] kenmerkt zich door eerst te doen en dan pas na te denken. Gedurende de aanloop naar de ten laste gelegde feiten en tijdens de ten laste gelegde feiten, schakelt [verdachte] zijn geweten uit en laat hij overwegingen vanuit het geweten niet meer toe. Het basale wantrouwen, de overtuiging dat [verdachte] ‘zijn eigen boontjes moet doppen’ en het vooruitzicht dat hij geen financiële middelen heeft om zijn wensen te kunnen verwezenlijken, heeft gemaakt dat hij tot de strafbare feiten is overgegaan. De psychiater adviseert daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De kans op gewelddadige recidive op korte termijn en zonder behandeling wordt ingeschat als hoog.
De psychiater adviseert net als de psycholoog bij een bewezenverklaring een GBM op te leggen. Ook wordt geadviseerd ITB Harde kern voort te zetten. Dat is nodig om de ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen en de kans op recidive te beperken.
Het advies van de Raad
De Raad rapporteert (op 3 juli 2024) voor wat betreft de feiten dat [verdachte] verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, hij spijt toont en schuldgevoelens heeft. De Raad is van mening dat als [verdachte] terug moet naar de jeugdgevangenis, dit zijn huidige positieve ontwikkeling zal doorkruisen en de kans op herhaling uiteindelijk zal vergroten. [verdachte] zet zich in voor zijn behandeling bij Levvel en presteert voldoende op school. [verdachte] wil eerst een MBO- en vervolgens een HBO-opleiding volgen en is van plan een bijbaan te regelen.
[verdachte] heeft het afgelopen jaar hard gewerkt aan de doelen die waren geformuleerd vanuit de Pro Justitia rapportages, en heeft deze doelen al deels behaald. De Raad ziet bij [verdachte] een enorme verandering in zijn gedrag en hij is goed bezig met zijn behandeling.
De Raad is wel van mening dat een voorwaardelijke jeugddetentie op zijn plek is. Mocht [verdachte] nogmaals de fout in gaan en zijn kansen verspillen, dan mag hier een zware straf tegenover staan.
De Raad heeft niet de verwachting dat een GBM de kans op herhaling van delictgedrag meer verkleint dan een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. Sinds het Pro Justitia-onderzoek heeft [verdachte] tijdens zijn schorsingsperiode laten zien dat hij meewerkt aan behandeling en hiervoor ook intrinsiek gemotiveerd is. Inmiddels is een deel van de behandeldoelen al behaald. [verdachte] heeft minder problemen met 'geldhonger', agressieregulatie, zijn netwerk en vrijetijdsbesteding. De risico’s op ongewenst gedrag zijn daardoor lager.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden is de Raad van mening dat een ITB Harde Kern maatregel noodzakelijk is om de positieve ontwikkelingen van [verdachte] vast te houden. De Raad vindt het van belang dat [verdachte] nog veel toezicht en begeleiding krijgt.
Verder vindt de Raad het noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De Raad is bezorgd dat wanneer de strakke kaders wegvallen, [verdachte] terugvalt in zijn oude gedrag.
Deskundigenverklaringen
Op de zitting hebben de deskundigen, mevrouw M.J. Lüken namens de jeugdreclassering en de heer D. Maljaars namens de Raad, verklaard dat [verdachte] de afgelopen zes maanden hard aan zichzelf heeft gewerkt. [verdachte] heeft zich tijdens zijn detentie in het kader van het voorarrest bekeerd tot de islam en dat heeft hem veranderd. [verdachte] heeft een betere blik op de wereld en over wat goed en fout is. Een GBM is volgens beide deskundigen, gelet op de vooruitgang van [verdachte] , niet meer nodig. Toezicht en begeleiding, waaronder een ITB Harde Kern maatregel voor de duur van twaalf maanden vanaf de datum van onderhavig vonnis, volstaat. [verdachte] heeft vooruitgang geboekt, maar de vrijheid van [verdachte] moet nog wel kunnen worden beperkt, mocht de focus van [verdachte] onverhoopt afzwakken.
De op te leggen straf
Met inachtneming van het voorgaande, komt de rechtbank tot de volgende strafoverwegingen.
Verminderde toerekenbaarheid
In de hiervoor genoemde rapportages van de psycholoog en psychiater wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij [verdachte] bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Hiermee houdt de rechtbank dus rekening bij het bepalen van de straf.
Jeugddetentie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen, die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank weegt echter mee dat uit het rapport van de Raad blijkt dat sinds [verdachte] is geschorst sprake is van een zeer positieve ontwikkeling. Verder heeft [verdachte] op de zitting spijt getoond en laten zien dat hij inzicht heeft in wat hij heeft gedaan en dat hij vastbesloten is om voortaan andere keuzes te maken.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van honderdzestig (160) dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan eenentachtig (81) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren, passend en geboden. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Het pedagogisch effect staat immers voorop bij afdoening van een zaak van een minderjarige verdachte. Oplegging van een hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie zou in het geval van [verdachte] geen pedagogisch effect dienen en is ook niet opportuun. Bovendien zou een terugkeer naar de jeugdgevangenis het behandelingstraject van [verdachte] doorkruisen en daarmee ook de positieve ontwikkelingen in zijn leven.
De rechtbank vindt een voorwaardelijke jeugddetentie passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat [verdachte] de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
Geen GBM
De rechtbank zal niet de door de psycholoog en psychiater geadviseerde GBM aan [verdachte] opleggen, vanwege het volgende. De Pro Justitia-rapporten zijn van een (aanzienlijk) eerdere datum (16 en 26 november 2023) dan de inhoudelijke behandeling van de zaak, en [verdachte] is met ingang van 8 september 2023 geschorst. Gedurende de periode dat [verdachte] is geschorst heeft er – zo blijkt uit de rapportage van de Raad en hetgeen ter zitting is besproken – een positieve ontwikkeling plaatsgevonden. [verdachte] heeft hard aan zichzelf gewerkt, lijkt zijn houding te hebben veranderd en is ook zelf gemotiveerd voor behandeling. Gelet hierop is de rechtbank - met de jeugdreclasseerder van [verdachte] en de Raad – van oordeel dat een GBM niet langer nodig is.
De algemene en bijzondere voorwaarden
Aan de voorwaardelijke jeugddetentie is de algemene voorwaarde gekoppeld dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die zijn geadviseerd en gevorderd. Hierbij geldt dat het kader van ITB Harde Kern voor de duur van twaalf maanden (vanaf de datum van dit vonnis) zal worden opgelegd. [verdachte] heeft al laten zien dat dit kader goed bij hem past.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Hoewel [verdachte] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, is er - gelet op voornoemde rapportages – nog altijd wel een risico dat [verdachte] zal terugvallen in oud gedrag, als er geen hulp en begeleiding is. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Zij vindt het daarom in zijn belang dat de al ingezette begeleiding en behandeling ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.