ECLI:NL:RBMNE:2024:4456

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
16/152295-23 en 16/162725-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging plofkraak door minderjarige verdachte met explosief

Op 22 juni 2023 heeft de minderjarige verdachte, samen met anderen, geprobeerd een plofkraak te plegen op een juwelierswinkel in Almere. De verdachte heeft een explosief tegen een raam van de winkel geplakt, wat leidde tot een ontploffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 160 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis, omdat het pedagogisch effect voorop staat. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de ITB Harde Kern. De vordering tot tenuitvoerlegging is afgewezen en de proeftijd is met één jaar verlengd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de BTW over de herstelkosten is afgewezen en de gederfde inkomsten niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/152295-23 en 16/162725-22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2006] te [geboorteplaats] (
Kameroen),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 9 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen mevrouw M.J. Lüken, jeugdreclasseringswerker bij De Jeugd- & Gezinsbeschermers, en de heer D. Maljaars, raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
Feit 1:
op 22 juni 2023 te Almere met een of meer anderen of alleen, door middel van braak heeft geprobeerd geld en/of goederen uit winkelpand [naam] te stelen;
Feit 2:
op 22 juni 2023 te Almere met een of meer anderen of alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd voor wat betreft het ten laste gelegde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 9 juli 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte van 22 juni 2023
- een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 30 augustus 2023 [3] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één van de feiten.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken voor het ten laste gelegde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, omdat de rechtbank op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet kan vaststellen dat hiervan sprake is geweest. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat er ten tijde van het plaatsen van het explosief personen in de (directe) nabijheid van het explosief aanwezig waren. Voorts kan uit het dossier niet worden afgeleid dat het explosief een dusdanige kracht heeft gehad, dat daaruit mogelijk gevaar voor instorting van het winkelpand of de daarboven gevestigde woningen voorzienbaar was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1:
op 22 juni 2023 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door [verdachte] en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld, goud en/of sieraden en/of goederen die geheel aan [benadeelde] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen, door middel van braak, door één explosief te plakken tegen een raam van het winkelpand [naam] , en vervolgens een raam en een kozijn te laten exploderen, , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
op 22 juni 2023 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tegen een raam van het winkelpand [naam] één explosief te plakken, en vervolgens voornoemd raam en kozijn te laten exploderen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Voortgezette handeling ex artikel 56, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het ‘wilsbesluit’) hangen zeer nauw met elkaar samen: het teweegbrengen van de ontploffing (feit 2) werd gedaan vrijwel direct voorafgaand aan de poging tot diefstal door middel van braak (feit 1), en de ontploffing werd teweeggebracht om het plegen van feit 1 mogelijk te maken. [verdachte] wordt daarvan in wezen één verwijt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van honderdtachtig (180) dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van honderdeneen (101) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar, met oplegging van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en kan zich vinden in de geadviseerde en gevorderde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft samen met anderen geprobeerd een plofkraak te plegen. Hij en één van de mededaders hebben een explosief op de ruit van juwelierswinkel ‘ [naam] ’ geplaatst en deze tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing zijn de ruiten gebroken en is het rolluik verbogen. Hierdoor is, naast een ravage, ook een doorgang naar de juwelierswinkel ontstaan. [verdachte] en zijn mededader zijn door deze doorgang de winkel binnengegaan, waarna [verdachte] met een hamer op de vitrinekast heeft ingeslagen. Pas op het moment dat de hamer was gebroken en het duidelijk werd dat het niet meer zou lukken om juwelen of andere goederen mee te nemen, hebben [verdachte] en zijn mededader de juwelierswinkel verlaten.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van criminaliteit. Plofkraken zorgen voor veel onrust in de maatschappij en schade bij omwonenden. Ook door deze zware ontploffing is aanzienlijke schade ontstaan. Het spreekt voor zich dat dit grote financiële en emotionele gevolgen met zich heeft gebracht voor de winkeleigenaar. [verdachte] heeft door het deelnemen aan de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin.
Aan de andere kant neemt de rechtbank in ogenschouw dat [verdachte] veel spijt heeft van zijn daad en hij, met uitzondering van het noemen van namen van de mededaders om redenen van veiligheid, volledige opening van zaken heeft gegeven. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat [verdachte] nog op dezelfde dag van het incident zich heeft gemeld bij de politie. Kennelijk was [verdachte] snel na de (poging tot) plofkraak tot de conclusie gekomen dat hij een fout had begaan. Op de zitting heeft hij te kennen gegeven dat hij inziet dat hij helemaal verkeerd heeft gehandeld en dat hij ook de schade die hij heeft aangericht wil vergoeden. Hiermee heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn fouten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van [verdachte] kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over [verdachte] van 30 mei 2024;
- een Pro Justitia-rapport van 16 november 2023, uitgebracht door E.F. de Witt, psycholoog;
- een Pro Justitia-rapport van 26 november 2023, uitgebracht door F.M.J. Bruggeman, psychiater;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 juli 2024, uitgebracht door D. Maljaars, raadsonderzoeker.
Justitiële documentatie
Uit bovengenoemde justitiële documentatie blijkt dat [verdachte] op 27 december 2022 eerder door deze rechtbank is veroordeeld voor een winkeloverval. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Het advies van de psycholoog
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat bij [verdachte] sprake is van ADHD, een
normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, gevoed vanuit een onveilige hechting en hechtingsproblematiek waarbij hij beperkte coping vaardigheden heeft ontwikkeld. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was van deze problematiek sprake en beïnvloedde dit de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte] . Vanuit zijn psychopathologie stond [verdachte] weinig stil bij de gevolgen van zijn handelen. Hij had vanuit de hechtingsproblematiek op dat moment het idee dat hij weinig te verliezen had en ging voor het geld. Gelet hierop adviseert de psycholoog het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De kans op herhaling binnen de huidige context (plaatsing bij de open woonvoorziening [instelling] , juridisch toezicht en met behandeling in het vooruitzicht) wordt geschat op matig. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat, als het huidige kader weg zou vallen.
De psycholoog adviseert (in het rapport van 16 november 2023) bij een bewezenverklaring een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) op te leggen. Volgens de psycholoog is voortzetting van ITB Harde Kern essentieel. Ook is elektronisch toezicht en ambulante behandeling geïndiceerd. Dat is nodig om de ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen, zoals onder meer het versterken van de coping vaardigheden, en de kans op recidive te beperken.
Het advies van de psychiater
Uit het rapport van de psychiater (van 26 november 2023) volgt dat bij [verdachte] sprake is van een aandachtstekortstoornis, overwegend hyperactieve/impulsieve type, een norm-overschrijdende gedragsstoornis, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis (grotendeels in remissie) en een ongedifferentieerde trauma- of stressor gerelateerde stoornis.
Volgens de psychiater was van deze problematiek ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde dit de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte] tijdens het tenlastegelegde. Het gedrag van [verdachte] kenmerkt zich door eerst te doen en dan pas na te denken. Gedurende de aanloop naar de ten laste gelegde feiten en tijdens de ten laste gelegde feiten, schakelt [verdachte] zijn geweten uit en laat hij overwegingen vanuit het geweten niet meer toe. Het basale wantrouwen, de overtuiging dat [verdachte] ‘zijn eigen boontjes moet doppen’ en het vooruitzicht dat hij geen financiële middelen heeft om zijn wensen te kunnen verwezenlijken, heeft gemaakt dat hij tot de strafbare feiten is overgegaan. De psychiater adviseert daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De kans op gewelddadige recidive op korte termijn en zonder behandeling wordt ingeschat als hoog.
De psychiater adviseert net als de psycholoog bij een bewezenverklaring een GBM op te leggen. Ook wordt geadviseerd ITB Harde kern voort te zetten. Dat is nodig om de ontwikkeling van [verdachte] te bevorderen en de kans op recidive te beperken.
Het advies van de Raad
De Raad rapporteert (op 3 juli 2024) voor wat betreft de feiten dat [verdachte] verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, hij spijt toont en schuldgevoelens heeft. De Raad is van mening dat als [verdachte] terug moet naar de jeugdgevangenis, dit zijn huidige positieve ontwikkeling zal doorkruisen en de kans op herhaling uiteindelijk zal vergroten. [verdachte] zet zich in voor zijn behandeling bij Levvel en presteert voldoende op school. [verdachte] wil eerst een MBO- en vervolgens een HBO-opleiding volgen en is van plan een bijbaan te regelen.
[verdachte] heeft het afgelopen jaar hard gewerkt aan de doelen die waren geformuleerd vanuit de Pro Justitia rapportages, en heeft deze doelen al deels behaald. De Raad ziet bij [verdachte] een enorme verandering in zijn gedrag en hij is goed bezig met zijn behandeling.
De Raad is wel van mening dat een voorwaardelijke jeugddetentie op zijn plek is. Mocht [verdachte] nogmaals de fout in gaan en zijn kansen verspillen, dan mag hier een zware straf tegenover staan.
De Raad heeft niet de verwachting dat een GBM de kans op herhaling van delictgedrag meer verkleint dan een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. Sinds het Pro Justitia-onderzoek heeft [verdachte] tijdens zijn schorsingsperiode laten zien dat hij meewerkt aan behandeling en hiervoor ook intrinsiek gemotiveerd is. Inmiddels is een deel van de behandeldoelen al behaald. [verdachte] heeft minder problemen met 'geldhonger', agressieregulatie, zijn netwerk en vrijetijdsbesteding. De risico’s op ongewenst gedrag zijn daardoor lager.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden is de Raad van mening dat een ITB Harde Kern maatregel noodzakelijk is om de positieve ontwikkelingen van [verdachte] vast te houden. De Raad vindt het van belang dat [verdachte] nog veel toezicht en begeleiding krijgt.
Verder vindt de Raad het noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De Raad is bezorgd dat wanneer de strakke kaders wegvallen, [verdachte] terugvalt in zijn oude gedrag.
Deskundigenverklaringen
Op de zitting hebben de deskundigen, mevrouw M.J. Lüken namens de jeugdreclassering en de heer D. Maljaars namens de Raad, verklaard dat [verdachte] de afgelopen zes maanden hard aan zichzelf heeft gewerkt. [verdachte] heeft zich tijdens zijn detentie in het kader van het voorarrest bekeerd tot de islam en dat heeft hem veranderd. [verdachte] heeft een betere blik op de wereld en over wat goed en fout is. Een GBM is volgens beide deskundigen, gelet op de vooruitgang van [verdachte] , niet meer nodig. Toezicht en begeleiding, waaronder een ITB Harde Kern maatregel voor de duur van twaalf maanden vanaf de datum van onderhavig vonnis, volstaat. [verdachte] heeft vooruitgang geboekt, maar de vrijheid van [verdachte] moet nog wel kunnen worden beperkt, mocht de focus van [verdachte] onverhoopt afzwakken.
De op te leggen straf
Met inachtneming van het voorgaande, komt de rechtbank tot de volgende strafoverwegingen.
Verminderde toerekenbaarheid
In de hiervoor genoemde rapportages van de psycholoog en psychiater wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij [verdachte] bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Hiermee houdt de rechtbank dus rekening bij het bepalen van de straf.
Jeugddetentie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen, die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank weegt echter mee dat uit het rapport van de Raad blijkt dat sinds [verdachte] is geschorst sprake is van een zeer positieve ontwikkeling. Verder heeft [verdachte] op de zitting spijt getoond en laten zien dat hij inzicht heeft in wat hij heeft gedaan en dat hij vastbesloten is om voortaan andere keuzes te maken.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van honderdzestig (160) dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan eenentachtig (81) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren, passend en geboden. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Het pedagogisch effect staat immers voorop bij afdoening van een zaak van een minderjarige verdachte. Oplegging van een hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie zou in het geval van [verdachte] geen pedagogisch effect dienen en is ook niet opportuun. Bovendien zou een terugkeer naar de jeugdgevangenis het behandelingstraject van [verdachte] doorkruisen en daarmee ook de positieve ontwikkelingen in zijn leven.
De rechtbank vindt een voorwaardelijke jeugddetentie passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat [verdachte] de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
Geen GBM
De rechtbank zal niet de door de psycholoog en psychiater geadviseerde GBM aan [verdachte] opleggen, vanwege het volgende. De Pro Justitia-rapporten zijn van een (aanzienlijk) eerdere datum (16 en 26 november 2023) dan de inhoudelijke behandeling van de zaak, en [verdachte] is met ingang van 8 september 2023 geschorst. Gedurende de periode dat [verdachte] is geschorst heeft er – zo blijkt uit de rapportage van de Raad en hetgeen ter zitting is besproken – een positieve ontwikkeling plaatsgevonden. [verdachte] heeft hard aan zichzelf gewerkt, lijkt zijn houding te hebben veranderd en is ook zelf gemotiveerd voor behandeling. Gelet hierop is de rechtbank - met de jeugdreclasseerder van [verdachte] en de Raad – van oordeel dat een GBM niet langer nodig is.
De algemene en bijzondere voorwaarden
Aan de voorwaardelijke jeugddetentie is de algemene voorwaarde gekoppeld dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die zijn geadviseerd en gevorderd. Hierbij geldt dat het kader van ITB Harde Kern voor de duur van twaalf maanden (vanaf de datum van dit vonnis) zal worden opgelegd. [verdachte] heeft al laten zien dat dit kader goed bij hem past.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Hoewel [verdachte] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, is er - gelet op voornoemde rapportages – nog altijd wel een risico dat [verdachte] zal terugvallen in oud gedrag, als er geen hulp en begeleiding is. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Zij vindt het daarom in zijn belang dat de al ingezette begeleiding en behandeling ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de teruggave van de inbeslaggenomen goederen al aan [verdachte] is bevolen en dat onder deze omstandigheden, evenals door het ontbreken van een zogenoemde beslaglijst, een beslissing van de rechtbank over de in beslag genomen goederen niet hoeft te volgen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat onder meer de in beslag genomen laptop nog in het bezit is van het Openbaar Ministerie (OM). Als de rechtbank de teruggave beveelt, zorgt het ervoor dat de teruggave eerder wordt gerealiseerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
[verdachte] heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij bovengenoemde goederen niet retour heeft ontvangen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat de teruggave al is bevolen, maar klaarblijkelijk nog niet is gerealiseerd. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden de beslissing van het OM om tot teruggave van de goederen over te gaan als een voorlopige beslissing. De rechtbank is vervolgens vrij om een definitieve beslissing te nemen en zal dat ook doen door de teruggave aan [verdachte] te gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een Apple iPhone, rood (PL0900-2023186382-3182191);
- een Hp Chromebook met oplader, grijs (PL09002023186382-3182192);
- een Apple iPhone met kapot scherm (PL0900-2023186382-3182194) en
- een Tcl telefoon, blauw (PL0900-2023186382-3182200).

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.859,26, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder 1 en 2 tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- herstelkosten: € 14.036,68;
- gederfde inkomsten: € 11.822,58.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel (hoofdelijk) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet heeft onderbouwd dat de verzekeringsmaatschappij niets heeft uitbetaald. Wanneer sprake is van een pand met een vereniging van eigenaren is het afsluiten van een opstalverzekering immers verplicht en in elke opstalverzekering wordt er uitbetaald bij een ontploffing. Ten aanzien van de schadepost gederfde inkomsten heeft de raadsman bepleit dat een deugdelijke onderbouwing ontbreekt, omdat alleen de inkomsten uit 2023 zijn opgeschreven en niet de inkomsten van daarvoor. Ook heeft de benadeelde partij de inkomstenderving per dag berekend, maar kan uit de vordering niet worden herleid hoe de benadeelde partij tot dit bedrag is gekomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Herstelkosten
De schade voor zover die betrekking heeft op de kosten voor herstel van het winkelpand komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is rechtstreeks veroorzaakt door het handelen van [verdachte] . De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. Uit de factuur bij het voegingsformulier blijkt dat van het gevorderde bedrag dat ziet op de herstelwerkzaamheden (€ 14.036,68) zonder de BTW bestaat uit een bedrag van € 11.865,36. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon is ( [benadeelde] is de eigenaar van eenmanszaak [naam] ) die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 11.865,36. De vordering zal voor zover deze de BTW betreft (€ 2.171,32) worden afgewezen.
Gederfde inkomsten
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan gederfde inkomsten gemotiveerd is betwist door de verdediging. De benadeelde partij, of een gemachtigde, is niet ter terechtzitting verschenen om een toelichting over het schadebedrag te geven, terwijl dat wel wenselijk is gebleken. Bij deze stand van zaken is het aan de benadeelde partij om zijn stellingen nader te onderbouwen met bewijs. De behandeling van de strafzaak aanhouden en de benadeelde partij opnieuw uitnodigen, levert in dit geval een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet op de betwisting zal namelijk een berekening moeten worden gemaakt waarbij zowel inzichtelijk wordt wat het (netto) inkomen zou zijn geweest over het jaar 2023 in de (hypothetische) situatie dat de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden, en wat het daadwerkelijke (netto) inkomen over het jaar 2023 is geweest. Een dergelijke berekening is niet eenvoudig van aard en kost de nodige tijd, en vereist een uitgebreide nadere behandeling, terwijl het strafgeding zich thans niet meer leent voor uitstel of aanhouding om een en ander nader uit te diepen. Een belangrijk doel van de strafrechtpleging is immers dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan.
De complexe aard van een berekening van gederfde inkomsten in het algemeen en de summiere onderbouwing van deze schadepost door de benadeelde partij in deze concrete zaak, maakt dat deze schade niet kan worden geschat. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 11.865,36 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel [verdachte] als zijn mededaders tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk zijn.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.865,36, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank bepaalt dat bij niet betaling geen gijzeling zal worden toegepast.
De betaling door [verdachte] en/of (een van) zijn mededader(s) die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging voor een deel toe te wijzen, te weten dertig dagen jeugddetentie, en de jeugddetentie om te zetten naar een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van zestig uren.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat omzetting van de vordering tenuitvoerlegging naar een taakstraf geen (pedagogische) meerwaarde heeft. Bovendien heeft de Raad ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging alleen geadviseerd om de proeftijd te verlengen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank, locatie Utrecht, van 27 december 2022 (parketnummer 16/162725-22) is aan [verdachte] een jeugddetentie voor de duur van 144 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. [verdachte] heeft zich, gelet op de bewezen verklaarde feiten, gedurende die proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten en heeft daarmee de algemene voorwaarde overtreden. De vordering is daarmee in beginsel geheel toewijsbaar.
Proeftijd verlengen
In de afdoening van een zaak met een minderjarige verdachte is het uitgangspunt dat het pedagogisch effect voorop staat. De rechtbank constateert dat uit het advies van de Raad volgt dat [verdachte] zijn leven met de nodige hulp en begeleiding op de rit heeft en dat de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf geen gunstig leereffect zal hebben op [verdachte] . Gelet op hetgeen uit voornoemde rapporten en adviezen van de psycholoog, psychiater en de Raad naar voren is gekomen vindt de rechtbank toewijzing van de tenuitvoerlegging niet gewenst. De rechtbank ziet ook geen meerwaarde in de gevorderde gedeeltelijke toewijzing met omzetting naar een taakstraf. De rechtbank vindt het belangrijker dat [verdachte] zijn behandelingstraject goed blijft volgen, zoals hij dat sinds zijn schorsing heeft gedaan. De rechtbank zal daarom de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen en de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
jeugddetentievoor de duur van
160 (honderdzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
jeugddetentieeen gedeelte van
81 (eenentachtig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
  • meewerkt aan verblijf op een woonvoorziening, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school en/of werk);
  • zich inzet voor het verkrijgen van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van Toezicht en Begeleiding gegeven door de jeugdreclassering, waarvan maximaal 12 maanden na de datum van dit vonnis zal bestaan uit intensieve begeleiding in het kader van ITB Harde Kern, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
  • geen contact heeft met het slachtoffer, de heer [benadeelde] , geboren op [1972] te [geboorteplaats] , tenzij dit in het kader is van mediation. De politie wordt belast met het toezicht op deze voorwaarde;
  • meewerkt aan behandeling van Levvel of een soortgelijke instantie, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan hulpverlening, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich niet zal bevinden binnen een straal van 1.000 meter van [adres] te [woonplaats] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. De politie wordt belast met het toezicht op deze voorwaarde;
- waarbij, met uitzondering van het contact- en het locatieverbod, de gecertificeerde instelling De Gezins- & Jeugdbeschermers opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte] van de volgende voorwerpen:
  • een Apple iPhone, rood (PL0900-2023186382-3182191);
  • een Hp Chromebook met oplader, grijs (PL09002023186382-3182192);
  • een Apple iPhone met kapot scherm (PL0900-2023186382-3182194);
  • een Tcl telefoon, blauw (PL0900-2023186382-3182200).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van de heer [benadeelde] toe tot een bedrag van € 11.865,36, bestaande uit materiële schade (herstelkosten);
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst het bedrag van € 2.171,32 (BTW over de herstelkosten) af;
  • verklaart de heer [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de heer [benadeelde] aan de Staat € 11.865,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 tot de dag van de volledige betaling. De rechtbank bepaalt dat bij niet betaling geen gijzeling zal worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/162725-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
-
verlengtde bij vonnis van 27 december 2022 door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, aan de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie verbonden
proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. R.A. Hebly, (kinder)rechter en H.J. van Woudenberg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2024.
Mrs. R.A. Hebly en H.J. Van Woudenberg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door [verdachte] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goud en/of sieraden en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan [verdachte] en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door één of meer explosie(f)(ven) aan te brengen en/of te plakken in/op/aan/tegen een raam en/of een kozijn van het winkelpand [naam] , althans één of meer explosie(f)(ven) neer te leggen in de nabijheid van het winkelpand [naam] en/of (vervolgens) een raam en/of een kozijn te doen/laten exploderen, althans door middel van braak en/ of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht);
Feit 2
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/op/aan/tegen een raam en/of een kozijn van het winkelpand [naam] één of meer explosie(f)(ven) aan te brengen en/of te plakken, althans in de nabijheid van een raam en/of een kozijn van het winkelpand [naam] één een of meer explosie(f)(ven) neer te leggen en/of (vervolgens) voornoemd raam en/of kozijn te doen/laten exploderen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2024, genummerd 2023186382, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 326. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 12 en 13.
3.Pagina’s 167 tot en met 171.