In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser, die kampt met psychische en psychosociale beperkingen, had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding toegekend gekregen. Op 11 maart 2022 verzocht hij om verlenging en uitbreiding van zijn zorg, maar het college heeft deze uitbreiding afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 20 juni 2024. Eiser betoogde dat het college niet over de benodigde deskundigheid beschikte om de toekenning van het pgb te beoordelen en dat hij gebruik had gemaakt van zijn blokkeringsrecht, waardoor het college niet in staat was om de benodigde zorg vast te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat het college niet verplicht was om het pgb uit te breiden, omdat eiser zijn blokkeringsrecht had ingeroepen en daardoor het medisch advies niet kon worden verkregen.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de afwijzing van de uitbreiding van het pgb in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de extra begeleiding noodzakelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.