ECLI:NL:RBMNE:2024:4512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
UTR 22/4465
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toelichting bij item 1.8.1 van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die lijdt aan ADHD en Gilles de la Tourette, betwist de toelichting bij item 1.8.1 van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die door het Uwv is opgesteld. Eiser stelt dat de toelichting niet adequaat rekening houdt met zijn beperkingen in een drukke werkomgeving. De rechtbank heeft deskundigen benoemd om de situatie te beoordelen en heeft vastgesteld dat de toelichting op item 1.8.1 gebrekkig is, omdat deze twee verschillende aspecten van arbeid door elkaar haalt: afleiding en concentratie. De rechtbank heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om het gebrek in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank oordeelt dat de tweede volzin van de toelichting bij item 1.8.1 moet vervallen, maar dat de eerste volzin kan blijven staan. De rechtbank heeft het Uwv een termijn van vier weken gegeven om het gebrek te herstellen en heeft de verdere beslissing aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4465 T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. van der Woude)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiser heeft laatstelijk gewerkt als verkoopadviseur experience center voor gemiddeld 32 uur per week. Hij is op 10 oktober 2019 uitgevallen door ziekte. Eiser heeft na het bereiken van de wachttijd van 104 weken bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser beoordeeld. De primaire arts heeft onderzoek verricht. Deze arts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidskundige drie voorbeeldfuncties geduid die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiser 17,96% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 8 december 2021 heeft het Uwv beslist dat eiser per 7 oktober 2021 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij op deze datum meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
1.2
Eiser heeft daartegen bezwaar ingediend. Naar aanleiding van de bezwaren hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft vanwege de aanpassingen in de FML de eerder geduide voorbeeldfuncties verworpen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) opnieuw geraadpleegd en voldoende andere geschikte voorbeeldfuncties gevonden. Deze voorbeeldfuncties zijn gebruikt om te berekenen dat eiser 34,61% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiser nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
1.3
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Vervolgens zijn de volgende stukken ingediend:
- een verweerschrift van 12 oktober 2022 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 oktober 2022;
- een aanvullend beroepschrift van 28 december 2022 met een rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] van 23 december 2022;
- een brief van het Uwv van 23 januari 2023 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 januari 2023;
- een aanvullend beroepschrift van 30 januari 2023 met een rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] van 26 januari 2023;
- een brief van het Uwv van 31 januari 2023 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van dezelfde datum.
De geplande zitting van 7 februari 2023 is niet doorgegaan. De rechtbank heeft verzekeringsarts dr. [verzekeringsarts 2] , als deskundige benoemd (de deskundige). De deskundige heeft onderzoek verricht en de bevindingen vermeld in het rapport van 12 februari 2024 (het deskundigenrapport). Vervolgens zijn de volgende stukken ingediend:
- een reactie van eiser van 26 februari 2024;
- een reactie van het Uwv van 27 februari 2024 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 februari 2024;
- een reactie van eiser van 27 maart 2024.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hier zijn verschenen: eiser en zijn partner, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Standpunten van partijen

Standpunten van eiser
2. Eiser kan zich wel vinden in de weergegeven beperkingen in de FML van 5 juli 2022, maar niet in de toelichting bij item 1.8.1 van die FML. Eiser voert aan dat hij door ADHD en Gilles de la Tourette niet kan functioneren in een drukke omgeving met veel prikkels. Kantoortuinen, fabriekshallen en andere grote ruimtes met veel prikkels zijn voor hem niet geschikt.
Primair vindt eiser dat de toelichting geheel moet vervallen. Eiser leidt dat af uit het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige.
Subsidiair vindt eiser dat de tweede volzin van de toelichting moet vervallen. Volgens eiser doet de tweede volzin af aan de gestelde beperking, want hij is prikkelgevoelig ongeacht de aard van het werk en de omgeving. Ter onderbouwing wijst hij op de rapporten van de door hem ingeschakelde verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] en de door de rechtbank benoemde deskundige.
Standpunten van het Uwv
2.1
Volgens het Uwv heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiser in de FML van 5 juli 2022 goed weergegeven.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat een toelichting is vereist bij item 1.8.1 bij het invullen van het CBBS-systeem. Ter onderbouwing verwijst zij naar de Basisinformatie CBBS en dat het invullen van de FML ook systeemtechnisch niet kan worden afgesloten zonder een toelichting te geven.
Over de inhoud van de toelichting geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat in de toelichting bij item 1.8.1. niet twee verschillende aspecten zoals prikkels en concentratie zijn beschreven, maar dat concreet wordt beschreven wat onder prikkels in deze casus kan worden gezien. De zin betreffende langdurige concentratie licht volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de mentaal belastende taken toe. Het gaat in de toelichting niet om ‘concentratie’, want dat moet bij andere items aangegeven worden, maar om ‘langdurige concentratie’ bij mentaal belastende taken en daarvoor is geen item in het CBBS. Volgens de basisinformatie CBBS moet bij het beperken van item 1.8.1 naar diverse aspecten van afleidbaarheid worden gekeken, namelijk verhoogd afleidbaar zijn, zich moeilijk kunnen concentreren, een verhoogde prikkelbaarheid hebben en niet of onvoldoende kunnen afsluiten voor prikkels van buiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt daarom dat de toelichting zoals die in de tweede volzin van de toelichting bij 1item 1.8.1 van de FML van 5 juli 2022 staat vermeld ongewijzigd moet blijven staan.

Beoordeling door de rechtbank3.Item 1.8.1 van de FML van 5 juli 2022 luidt – voor zover van belang voor deze zaak – als volgt:“Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid (is het functioneren in arbeid door de genoemde beperkingen, of het daarop gerichte compensatiegedrag, afhankelijk van specifieke voorwaarden?)1. ja, de klant is aangewezen op werk waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen, namelijk…..Toelichting: een omgeving zonder intense auditieve (lawaai, pratende collega’s, werkendemachines, rinkelende telefoons) en visuele (drukte, bijvoorbeeld drukke stationshalen fel licht) prikkels. Dit betreft mentaal zwaar belastend werk waarbij langdurigeconcentratie is vereist.(…)”

3.1
De rechtbank heeft een deskundige benoemd, omdat de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv gemotiveerd een ander standpunt innemen over de toelichting bij de beperking op item 1.8.1. De rechtbank volgt een onafhankelijke door haar ingeschakelde deskundige als deze deskundige het standpunt inzichtelijk heeft gemotiveerd. Dit uitgangspunt volgt uit vaste rechtspraak [1] . Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken en heeft zijn standpunt inzichtelijk gemotiveerd.
Geheel vervallen van de toelichting bij item 1.8.1?3.2 De deskundige heeft in het deskundigenrapport aangegeven dat hij niet kan instemmen met de toelichting op item 1.8.1. Volgens de deskundige worden in de toelichting op die beperking twee verschillende aspecten van arbeid toegelicht, namelijk de blootstelling aan prikkels (lees: afleiding) en langdurige concentratie/belastend werk, terwijl de beperking zelf uitsluitend de mate van afleiding op het werk betreft. Volgens de deskundige past de toelichting wat betreft concentreren/belastend werk hier niet, omdat concentreren een ander aspect van arbeid betreft dan afleiding.
3.3
De rechtbank begrijpt de deskundige zo dat volgens de deskundige de eerste zin van de toelichting kan blijven staan, maar dat de tweede zin van de toelichting moet vervallen. De rechtbank leidt dat af uit de vermelding in het deskundigenrapport dat ‘de toelichting wat betreft concentreren/belastend werk hier niet past’. Naar het oordeel van de rechtbank slaat dit terug op de woorden ‘concentreren en belastend werk’ en die woorden staan in de tweede volzin van de toelichting bij item 1.8.1. Dat wordt ondersteund door de basisinformatie CBBS [2] , waarin is vermeld dat altijd een toelichting moet worden gegeven bij item 1.8.1, zodat het voor de arbeidsdeskundige duidelijk is welke betekenis de beperking heeft in relatie tot de te duiden arbeid. Overigens volgt ook uit het rapport van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] niet dat de toelichting geheel moet vervallen. De rechtbank volgt daarom het standpunt van eiser dat de toelichting bij item 1.8.1 geheel moet vervallen niet.
Vervallen van de tweede volzin van de toelichting bij item 1.8.1?
3.4
De rechtbank heeft onder punt 3.2 uiteengezet dat volgens de deskundige in de toelichting bij item 1.8.1 twee verschillende aspecten van arbeid worden toegelicht. Volgens de deskundige past de toelichting wat betreft concentreren/belastend werk hier niet, omdat concentreren een ander aspect van arbeid betreft dan afleiding. Zoals de rechtbank onder punt 3.1 heeft weergegeven volgt de rechtbank een door haar ingeschakelde deskundige. De rechtbank volgt daarom het standpunt van het Uwv dat de tweede volzin van de toelichting bij item 1.8.1 moet blijven niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook ten onrechte de tweede volzin opgenomen bij de toelichting van item 1.8.1 in de FML van 5 juli 2022. Dit is een gebrek in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

4. Zoals de rechtbank onder punt 3.4 heeft geoordeeld, is sprake van een gebrek in de besluitvorming. Het bestreden besluit is gebrekkig gemotiveerd. Het bestreden besluit berust namelijk op een onjuist medisch onderzoek, omdat de tweede volzin bij de toelichting van item 1.8.1 in de FML van 5 juli 2022 ten onrechte is opgenomen. Dat maakt dat het arbeidskundig onderzoek van 12 juli 2022 waarbij de arbeidskundige zich heeft gebaseerd op de FML van 5 juli 2022 ook gebrekkig is. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het Uwv in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
4.1
Dat herstellen kan het Uwv doen door de arbeidsdeskundige opnieuw onderzoek te laten doen aan de hand van de FML zoals deze op 5 juli 2022 is vastgesteld, maar waarbij de tweede zin van de toelichting bij item 1.8.1 wordt weggelaten.
4.2
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
4.3
Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid en het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
4.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen vier weken na de herstelpoging van het Uwv, schriftelijk hierop te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2456
2.Bij beoordelingspunt 1.8.1 Geen afleiding door activiteiten van anderen.