ECLI:NL:RBMNE:2024:4514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
UTR 22/2973
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid ex-werknemer en toekenning WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Utrecht en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de arbeidsongeschiktheid van een ex-werknemer. De ex-werknemer, die als bijzonder opsporingsambtenaar werkte, was op 19 april 2019 uitgevallen door ziekte en had op 2 augustus 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat de ex-werknemer 48,57% arbeidsongeschikt was en had haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De Gemeente Utrecht was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar gemaakt, omdat zij vond dat de beperkingen van de ex-werknemer waren onderschat.

Na een nieuw onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, werd het bezwaar ongegrond verklaard. De Gemeente Utrecht heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 september 2023 heeft de rechtbank besloten om een onafhankelijke deskundige in te schakelen om de belastbaarheid van de ex-werknemer te beoordelen. Deze deskundige heeft op 28 maart 2024 een rapport uitgebracht, waaruit bleek dat de eerdere beoordeling van het Uwv juist was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de medische situatie van de ex-werknemer op de beoordelingsdatum van 8 augustus 2021 in ogenschouw genomen. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundige en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide voorbeeldfuncties. Het beroep van de Gemeente Utrecht werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Uwv om de ex-werknemer een WIA-uitkering toe te kennen, terecht was. De rechtbank heeft bepaald dat de Gemeente Utrecht geen gelijk kreeg en dat zij geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen

Gemeente Utrecht, te Utrecht, eiseres,

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: Y. Bekema).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[ex-werkneemster]te [woonplaats] (de ex-werkneemster).

Inleiding

1. De ex-werkneemster heeft bij eiseres gewerkt als bijzonder opsporingsambtenaar toezicht en handhaving voor gemiddeld 35,86 uur per week. Zij is op 19 april 2019 uitgevallen door ziekte. Op 2 augustus 2021 heeft de ex-werkneemster een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het Uwv.
1.1
Een primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en de ex-werkneemster op een fysiek spreekuur psychisch onderzocht, waarna hij op 2 januari 2022 een rapport en functionele mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld Vervolgens heeft een arbeidskundige drie voorbeeldfuncties geduid die de ex-werkneemster, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en heeft aan de hand daarvan berekend dat de ex-werkneemster 48,57% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 4 januari 2022 heeft het Uwv beslist dat de ex-werkneemster per 8 augustus 2021 een
WIA-uitkering in de vorm van een loongerelateerde WGA [1] -uitkering krijgt, omdat de ex-werkneemster op deze datum minder dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.2
Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen deze beslissing, omdat zij vindt dat de beperkingen van de ex-werkneemster zijn onderschat. Naar aanleiding van de bezwaren hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast en meer beperkingen aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de geduide voorbeeldfuncties nog steeds geschikt zijn en dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van de ex-werkneemster niet wijzigt. Met de beslissing op bezwaar van 14 juni 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hier zijn verschenen: de gemachtigde van eiseres vergezeld door medisch adviseur, drs. [medisch adviseur] , en de ex-werkneemster. De gemachtigde van het Uwv is, met bericht, niet verschenen.
1.4
Naar aanleiding van de standpunten van partijen en hetgeen tijdens de zitting is besproken, heeft de rechtbank aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de belastbaarheid van de ex-werkneemster te beoordelen. Daarom heeft de rechtbank na de zitting het onderzoek heropend en verzekeringsarts drs. M. Vervoort als deskundige ingeschakeld (de deskundige). De deskundige heeft onderzoek verricht en op 28 maart 2024 een rapport uitgebracht (het deskundigenrapport). Partijen hebben vervolgens aangegeven dat het deskundigenrapport geen aanleiding geeft tot een nadere reactie.
1.5
Het beroep is op 20 juni 2024 op tweede zitting behandeld door een andere rechter. Hier zijn verschenen: de gemachtigde van eiseres en de ex-werkneemster met haar moeder. De gemachtigde van het Uwv is, met bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Geheimhouding medische gegevens
2. De ex-werkneemster heeft geen toestemming gegeven om haar medische informatie met eiseres te delen. De rechtbank heeft de medische stukken alleen toegezonden aan de gemachtigde van eiseres. [2] Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden bij eiseres zelf, zal de rechtbank de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet bespreken in de uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
3. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat de ex-werkneemster op 8 augustus 2021 voor 48,57% arbeidsongeschikt is. Volgens het Uwv is er voldoende rekening gehouden met de beperkingen van de ex-werkneemster.
3.1
Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens haar zijn de beperkingen van de ex-werkneemster onderschat en zijn daarom de geduide voorbeeldfuncties niet passend en klopt het arbeidsongeschiktheidspercentage niet.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van deze zaak gaat om de medische situatie van de ex-werkneemster op de zogenaamde datum in geding, de beoordelingsdatum. Deze datum is 8 augustus 2021.
Wat vindt de rechtbank?
De medische kant van het besluit
4. Volgens eiseres heeft de ex-werkneemster meer en verdergaande beperkingen dan is aangenomen in de FML van 4 juni 2022. Zij verwijst naar de medische onderbouwing van drs. [medisch adviseur] . Omdat twijfel was ontstaan over de juistheid van de beoordeling van het Uwv, heeft de rechtbank de deskundige benoemd die het deskundigenrapport heeft uitgebracht. De deskundige kan zich verenigen met de belastbaarheid zoals deze is vastgelegd in de FML van 4 juni 2022.
4.1
Eiseres heeft aangegeven dat het deskundigenrapport geen aanleiding geeft tot een nadere reactie, maar tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat zij blijft vinden dat de beperkingen van de ex-werkneemster zijn onderschat. Ter onderbouwing verwijst zij naar de rapporten van drs. [medisch adviseur] van 11 maart 2022 en 1 juni 2023.
Volgens drs. [medisch adviseur] zijn de fysieke en mentale beperkingen van de ex-werkneemster onvoldoende meegenomen in de medische beoordeling. De FML van 4 juni 2022 geeft hierdoor geen goed beeld van haar mogelijkheden. In haar rapporten schrijft zij ook dat zij de visie van het Uwv deelt dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden, maar er moeten aanvullende beperkingen worden aangenomen in de rubrieken: persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houding en er moet vooral een verdergaande urenbeperking worden vastgesteld. Verder baseert het Uwv zich volgens eiseres ten onrechte op het rapport van [medisch expertise centrum] van 15 februari 2021. Het onderzoek wat tot dit rapport heeft geleid, is bijna een jaar voor de beoordelingsdatum. Volgens eiseres had opnieuw onderzoek gedaan moeten worden, zodat je kon zien dat er geen verbetering was opgetreden.
4.2
De rechtbank volgt een onafhankelijke door haar ingeschakelde deskundige als deze deskundige op een overtuigende manier heeft gemotiveerd. Dit uitgangspunt volgt uit vaste rechtspraak [3] . Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken en heeft de ex-werkneemster persoonlijk onderzocht. De deskundige heeft inzichtelijk gemotiveerd op welke onderdelen van de FML de ex-werkneemster beperkt moet worden geacht. In de door eiseres aangevoerde gronden worden geen aanknopingspunten gevonden om het standpunt van de onafhankelijke deskundige niet te volgen. De rechtbank licht dit hierna toe.
4.3
De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres tijdens de zitting heeft toegelicht dat de feiten uit het rapport kloppen. De ex-werkneemster heeft dit tijdens de zitting bevestigd. Zij heeft toegelicht dat zij het rapport niet zelf heeft gelezen, maar dat haar zus dit heeft voorgelezen. Zij vertelde verder tijdens de zitting dat ze de conclusie zoals die in het deskundigenrapport staat niet had verwacht. Zij had direct na het deskundigenonderzoek een andere verwachting gekregen van de uitkomst. De rechtbank overweegt dat op basis daarvan niet geconcludeerd kan worden dat het deskundigenrapport onzorgvuldig tot stand is gekomen. Er is hier namelijk sprake van een andere weging van de medische feiten. Door eiseres en de ex-werkneemster zijn geen argumenten gegeven waarom de inhoud van het deskundigenrapport onjuist is, behalve dat de door eiseres ingeschakelde deskundige, drs. [medisch adviseur] , er anders tegenaan kijkt. Maar juist omdat drs. [medisch adviseur] de medische situatie van de ex-werkneemster inhoudelijk anders beoordeelde dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv, heeft de rechtbank de deskundigen benoemd. Door eiseres is na het deskundigenrapport niet nader aangegeven en (medisch) onderbouwd waarom de bevindingen van de deskundige onjuist zijn. De rechtbank kan de medische beoordeling van de deskundige, die de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft, volgen. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
De arbeidsdeskundige kant van het besluit
5. Eiseres voert aan dat de ex-werkneemster niet kan werken in de geduide voorbeeldfuncties, omdat haar belastbaarheid in de FML niet goed is vastgesteld.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroepsgrond baseert op verdergaande medische beperkingen van de ex-werkneemster. De rechtbank heeft onder punt 4.3 geoordeeld dat zij de medische beoordeling van de ex-werkneemster kan volgen. Uitgaande van de juiste vaststelling van de beperkingen van de ex-werkneemster in de FML van 4 juni 2022, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide voorbeeldfuncties. Met het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep van 8 juni 2022, gelezen in samenhang met het verzekeringsgeneeskundige rapport van 4 juni 2022 en de gegevens uit het CBBS, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de geduide voorbeeldfuncties in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van de ex-werkneemster, zoals omschreven in de FML van 4 juni 2022. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat de ex-werkneemster op 8 augustus 2021 voor 48,57% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft daarom terecht aan haar een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van dat arbeidsongeschikteidspercentage toegekend.
6.1
Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten en vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde medisch adviseur.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA staat voor werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2456