ECLI:NL:RBMNE:2024:4520
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.R. van Es- de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in Utrecht beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 406.000,- per 1 januari 2022, wat eiser te hoog vond. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 28 februari 2023, maar dit werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 20 juli 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, dat op 13 juni 2024 online is behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer is, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om dit aan te tonen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiser's argumenten over de onjuistheid van de referenties en de onderbouwing van de WOZ-waarde worden door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 406.000,- gehandhaafd blijft. Eiser krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten.