In deze zaak heeft verzoekster op 29 december 2023 een beroep ingediend tegen de Nationale Politie, Politie eenheid Midden-Nederland, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Na het indienen van het beroep heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verweerder heeft op 25 januari 2024 een verweerschrift ingediend, waarin hij aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekster vergoeden, conform artikel 8:41 van de Awb.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.