ECLI:NL:RBMNE:2024:4593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
23/4200
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen ongeldigverklaring rijbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig in Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het primaire besluit, dat op 1 mei 2024 bekend werd gemaakt, verklaarde het rijbewijs van eiser ongeldig met ingang van 8 mei 2024. Eiser diende zijn bezwaarschrift echter te laat in, op 21 juni 2024, terwijl de termijn voor indiening op 12 juni 2024 eindigde. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder, omdat eiser niet tijdig had gereageerd op het besluit.

De rechtbank overwoog dat eiser in verwarring was gebracht door het handelen van verweerder, maar dit werd niet gevolgd. De rechtbank stelde vast dat verweerder in zijn brief van 1 mei 2024 duidelijk had aangegeven dat het rijbewijs ongeldig was verklaard en hoe en binnen welke termijn bezwaar kon worden gemaakt. Eiser had de mogelijkheid om zich tijdig te laten informeren of een pro forma bezwaarschrift in te dienen om de termijn te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat er geen geldige reden was voor de te late indiening van het bezwaarschrift.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van Viegen),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

gemachtigde: mr. E. van Pernis-van de Wal).

Procesverloop

Met het besluit van 1 mei 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van
eiser ongeldig verklaard met ingang van 8 mei 2024. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit
besluit. Met de beslissing op het bezwaar van 13 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van
eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig was ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juli 2024.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het primaire besluit bekendgemaakt op 1 mei 2023. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 12 juni 2023 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 21 juni 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser stelt in verwarring te zijn gebracht door het handelen van verweerder. Het was volgens eiser niet duidelijk wat van hem werd verwacht en daarom wist hij niet waartegen bezwaar moest worden aangetekend.
4. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In de brief van 1 mei 2023 heeft verweerder duidelijk verwoord dat het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard, omdat eiser de uitvoeringskosten voor een onderzoek naar drugsgebruik niet had betaald. In de toelichting bij dat besluit is inzichtelijk vermeld dat, hoe en binnen welke termijn eiser bezwaar kon maken tegen dat besluit. Als er bij eiser onduidelijkheden zijn geweest over betalingen of over de strekking van bepaalde brieven, dan had het op zijn weg gelegen om zich daaromtrent (tijdig) te laten informeren door verweerder en/of door een rechtsbijstandverlener. In ieder geval had eiser binnen de bezwaartermijn een pro forma bezwaarschrift kunnen indienen, met als doel om de bezwaartermijn te sauveren.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.