In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de opheffing van beslag op een woning. De eiser, die samen met zijn ex-partner eigenaar is van de woning, heeft het beslag willen opheffen om de verkoop en levering van de woning mogelijk te maken. Het beslag was gelegd door de gedaagde in verband met een vordering tot betaling van huurachterstand. De eiser heeft gesteld dat hij de huurachterstand en bijkomende kosten inmiddels heeft voldaan en heeft aangeboden om een bedrag van €15.000 in depot te stellen als zekerheid voor eventuele resterende vorderingen van de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien de levering van de woning op 15 januari 2024 moet plaatsvinden. De rechter heeft het beslag opgeheven, onder de voorwaarde dat de eiser het bedrag van €15.000 in depot plaatst bij de notaris. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op €1.439,72. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.