ECLI:NL:RBMNE:2024:4648

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
566655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst voor installatie van zonnepanelen en geschil over oplevering en betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. over de totstandkoming van een aannemingsovereenkomst voor de installatie van zonnepanelen. [eiser] vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 32.790,89 exclusief btw, plus wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen, ondanks het verweer van [gedaagde] dat er geen opdracht was gegeven voor de installatie. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] op basis van de communicatie en legplannen, die door haar zelf waren opgesteld, had moeten begrijpen dat [eiser] de werkzaamheden uitvoerde. De rechtbank wees het verweer van [gedaagde] af dat er geen schouw had plaatsgevonden en dat de facturen niet erkend werden. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] verplicht was om de aanneemsom te betalen, aangezien er geen bewijs was dat [eiser] tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/566655 / HL ZA 23-332
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.A. Kerkdijk,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T.M. Spoler.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 24 november 2023;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van [gedaagde] met een aanvullende productie;
- de akte van [eiser] met aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [eiser] ;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] houdt zich bezig met de verkoop en installatie van onder meer zonnepanelen.
2.2.
[gedaagde] houdt zich bezig met de verkoop van zonnepanelen.
2.3.
Op 3 mei 2023 hebben [eiser] en [gedaagde] gesproken over een samenwerking. Deze samenwerking hield in dat [eiser] in opdracht van [gedaagde] bij particuliere klanten van [gedaagde] zonnepanelen zou installeren. Afgesproken is dat de zonnepanelen en omvormers door [gedaagde] geleverd worden.
2.4.
[gedaagde] heeft zelf huisbezoeken afgelegd aan haar klanten, waarbij afspraken zijn gemaakt over het leveren en installeren van zonnepanelen. Op basis van deze bezoeken heeft [gedaagde] legplannen opgesteld. De legplannen omschrijven onder meer het aantal en soort te installeren zonnepanelen, het type omvormer, het soort dak en de dakhelling, de oriëntatie van de panelen en de situatie in de meterkast. Ook zijn foto’s van de situatie bij de klant toegevoegd.
2.5.
Bij e-mail van 8 mei 2023 heeft [eiser] een prijslijst naar [gedaagde] gestuurd. Deze lijst bevat de door [eiser] in rekening te brengen prijzen bij de installatie van zonnepanelen. De prijzen zijn onder meer afhankelijk van het aantal zonnepanelen, het soort dak en de gebruikte materialen van [eiser] zelf (onderconstructie, kabels etc.).
2.6.
Bij e-mail van 9 mei 2023 heeft [gedaagde] akkoord gegeven op de prijslijst van [eiser] .
2.7.
In dezelfde e-mail van 9 mei 2023 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :
‘Verder zullen wij zoals besproken een lijst met klanten verzorgen welke op basis van prioriteit door jullie kunnen worden ingepland voor installatie/schouw.’
2.8.
Bij e-mail van 12 mei 2023 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :
‘Hierbij doen wij je de lijst met klanten toekomen waarvan alvast de eerste 10 kunnen worden ingepland. Graag hiervoor wel een marge van 2 weken tussen planning en installatie aanhouden dit ivm logistieke mogelijkheden van onze partner naar jullie magazijn. Daarnaast vernemen wij eveneens graag het adres van het magazijn waarheen wij de produkten kunnen versturen. Legplan van de eerste 10 klanten volgt volgende week. (…)’
2.9.
Bij de e-mail van 12 mei 2023 is een klantenlijst gevoegd. Bovenaan deze lijst staat de volgende tekst:
‘Klanten die kunnen worden ingepland voor installatie/schouw.’
2.10.
Bij e-mails van 7, 23 en 29 juni 2023 heeft [gedaagde] de onder 2.4 bedoelde legplannen naar [eiser] gestuurd.
2.11.
Bij factuur van 14 juni 2023 heeft [eiser] bij [gedaagde] de installatiewerkzaamheden bij de eerste klant in rekening gebracht. [gedaagde] heeft diezelfde dag geantwoord dat deze factuur op twee punten gecorrigeerd moet worden. Uiteindelijk heeft [gedaagde] de (gecorrigeerde) factuur betaald.
2.12.
Bij e-mail van 23 juni 2023 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :
‘De legplannen van de installatie van afgelopen week kunnen worden doorgestuurd naar [e-mailadres] ’
2.13.
Op 26 juni, 6 juli en 14 juli 2023 heeft [eiser] ter zake de door haar uitgevoerde installatiewerkzaamheden in totaal vijftien facturen naar [gedaagde] gestuurd. Daarin is een totaalbedrag van € 32.790,89 exclusief btw in rekening gebracht.
2.14.
Bij brief van 15 september 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven de facturen niet te erkennen, omdat – kort gezegd – er geen schouw is uitgevoerd en zij geen opdracht heeft gegeven om tot installatie over te gaan.
2.15.
[gedaagde] heeft de facturen, ondanks sommaties, niet betaald.
2.16.
[gedaagde] heeft zelf wel betaald gekregen van de klanten waar [eiser] stelt in opdracht van [gedaagde] zonnepanelen te hebben geïnstalleerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om binnen vijf dagen na het wijzen van het vonnis aan [eiser] te betalen:
I. € 32.790,89 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot de voldoening;
II. € 1.102,91 aan buitengerechtelijke incassokosten;
III. de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] – samengevat – het volgende. [eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] bij meerdere van haar klanten zonnepanelen geïnstalleerd. Daarvoor heeft zij vijftien facturen met een totaalbedrag van
€ 32.790,89 aan [gedaagde] verzonden. Deze facturen zijn, ondanks sommaties, onbetaald gebleven.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de rechtbank deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. Zij betwist [eiser] opdracht te hebben gegeven de zonnepanelen te installeren. [eiser] had namelijk eerst een schouw bij de klanten moeten uitvoeren. Op basis daarvan kunnen de definitieve werkzaamheden in kaart worden gebracht, waarop [gedaagde] vervolgens haar akkoord kan geven. Dat is echter niet gebeurd. Verder wordt niet voldaan aan de vereisten voor het in rekening brengen van meerwerk en heeft [eiser] haar waarschuwingsplicht geschonden. Tot slot betwist [gedaagde] dat [eiser] het werk heeft uitgevoerd en opgeleverd en schort zij haar betalingsverplichting op.

4.De beoordeling

Aanvullende producties van [eiser]
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de door [eiser] overgelegde aanvullende producties. Deze zijn volgens haar niet tijdig ingediend en hadden ook al eerder ingediend kunnen worden.
4.2.
De aanvullende producties zijn door [eiser] ingediend op 14 juni 2024. Dit is binnen de in artikel 87 lid 6 Rv bedoelde termijn van uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling. De stukken zijn dus tijdig ingediend en worden toegelaten. Bovendien hebben de producties niet een zodanige omvang of zijn zodanig complex dat [gedaagde] niet in redelijkheid de gelegenheid heeft gehad om daarvan voor de mondelinge behandeling kennis te nemen en daar tijdens de mondelinge behandeling op te kunnen reageren.
Totstandkoming aannemingsovereenkomst
4.3.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of er tussen partijen een aannemingsovereenkomst in de zin van artikel 7:750 BW tot stand is gekomen. [gedaagde] betwist immers dat zij [eiser] opdracht heeft gegeven om de zonnepanelen te plaatsen.
4.4.
Een overeenkomt komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Er moet wilsovereenstemming bestaan over de belangrijkste aspecten van de overeenkomst. Of dit er is, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden, maar kunnen in elke vorm geschieden en in een of meer gedragingen besloten liggen.
4.5.
Partijen hebben allereerst overeenstemming bereikt over de prijs van de door [eiser] (eventueel) uit te voeren installatiewerkzaamheden. Dit volgt uit de e-mails van 8 en 9 mei 2023. De rechtbank is verder van oordeel dat [eiser] er onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat [gedaagde] haar opdracht heeft gegeven om zonnepanelen bij haar klanten te installeren tegen de tussen hen overeengekomen prijzen, zodat er tussen hen een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen. De volgende omstandigheden zijn daarvoor van belang.
4.6.
Bij e-mail van 9 mei 2023 schrijft [gedaagde] aan [eiser] een klantenlijst aan te leveren, waarvan de klanten door [eiser] ‘kunnen worden ingepland voor installatie/schouw’. Op 12 mei 2023 mailt [gedaagde] deze klantenlijst naar [eiser] . Bovenaan deze lijst staan de woorden ‘Klanten die kunnen worden ingepland voor installatie/schouw’. In deze e-mail vraagt [gedaagde] ook naar het adres waar zij de te installeren materialen naartoe kan sturen. Op 7, 23 en 29 juni 2023 mailt [gedaagde] voor zestien klanten de legplannen naar [eiser] .
4.7.
Volgens [gedaagde] kan bij de installatie van de zonnepanelen blijken dat het legplan moet worden aangepast, wat kan leiden tot meerwerk en een prijsverhoging. Dit wil zij eerst met haar klanten afstemmen. Bovendien is voor de oplevering en controle van het werk van belang te weten welk werk nu precies is uitgevoerd. Daarom heeft [gedaagde] naar eigen zeggen met [eiser] afgesproken dat er pas met de werkzaamheden mag worden gestart, zodra zij een akkoord heeft gegeven op een schouw door [eiser] .
4.8.
De rechtbank kan deze stelling allereerst niet rijmen met de bij [eiser] aangeleverde legplannen. Deze legplannen zijn door [gedaagde] opgesteld naar aanleiding van een bezoek aan elke individuele klant. In de legplannen is de situatie ter plaatse van de klant en het door [eiser] uit te voeren werk al concreet omschreven. Het aantal en soort zonnepanelen, het type omvormer, het soort dak en de dakhelling, de oriëntatie van de panelen en de situatie in de meterkast worden benoemd. De legplannen bevatten ook foto’s van de situatie bij de klant. Op basis van deze legplannen heeft [gedaagde] ook de te installeren zonnepanelen en omvormers aan [eiser] geleverd. De legplannen bieden meer dan een globaal inzicht in de situatie bij de klant, zoals [gedaagde] stelt. Zij heeft ook niet onderbouwd dat [eiser] ten aanzien van de facturen waarvan in deze zaak betaling wordt gevorderd, meer werk heeft uitgevoerd en gefactureerd dan op basis van de legplannen viel te verwachten en dan [gedaagde] op haar beurt aan haar klanten heeft gefactureerd.
4.9.
Het voorgaande maakt dat [eiser] er terecht vanuit is gegaan dat zij op basis van de klantenlijst, de legplannen en de haar toegezonden materialen over kon gaan tot installatie van de zonnepanelen, zonder nog een keer bij iedere klant langs te gaan om een schouw uit te voeren en de resultaten daarvan eerst aan [gedaagde] terug te koppelen. Als dit voor [gedaagde] zo belangrijk was, dan had het op haar weg gelegen om daar met [eiser] duidelijke afspraken over te maken. Dat heeft zij niet gedaan. Uit de e-mails van 9 en 12 mei 2023 zou weliswaar kunnen worden afgeleid dat [gedaagde] ervan uitging dat [eiser] bij de klant een schouw uitvoert, maar dit betekent nog niet dat partijen ook hebben afgesproken dat [eiser] de resultaten van die schouw aan [gedaagde] terugkoppelt en pas aanvangt met de werkzaamheden indien en zodra [gedaagde] een akkoord geeft op het resultaat van die schouw.
4.10.
Daarbij is ook van belang dat uit de tussen partijen gevoerde correspondentie volgt dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat [eiser] de werkzaamheden uitvoerde zonder schouw, althans zonder de resultaten daarvan terug te koppelen. [gedaagde] heeft daar tussentijds echter nooit over geklaagd. Ook hieruit mocht [eiser] redelijkerwijs afleiden dat [gedaagde] er (stilzwijgend) mee akkoord ging dat de werkzaamheden zonder nadere (terugkoppeling van een) schouw werden uitgevoerd. Zo heeft [gedaagde] in de periode 7 tot en met 29 juni 2023 een aantal bundels met legplannen naar [eiser] gestuurd, waarbij zij een aantal maal heeft aangegeven dat deze bestemd zijn voor installatie in de komende week. Bij e-mail van 23 juni 2023 schrijft [gedaagde] over de legplannen van de installaties van de afgelopen week. Verder blijkt uit de als productie 12 door [eiser] overgelegde WhatsAppcorrespondentie dat [eiser] tussentijds steeds de barcodes van de geïnstalleerde micro-omvormers naar [gedaagde] heeft gestuurd. Tot slot heeft [eiser] op 14 juni 2023 installatiewerkzaamheden bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft [eiser] diezelfde dag verzocht om een correctie op deze factuur en heeft de factuur uiteindelijk ook betaald. Bij al deze momenten heeft [gedaagde] geen protest aangetekend tegen het feit dat [eiser] was aangevangen met de installatiewerkzaamheden, zonder dat daar een terugkoppeling van een schouw aan vooraf was gegaan. Pas op 12 september 2023 schrijft [gedaagde] de facturen niet te erkennen wegens het ontbreken van een schouw.
4.11.
In haar spreekaantekeningen heeft [gedaagde] nog het standpunt ingenomen dat de brief van [eiser] van 19 september 2023 een erkenning inhoudt van de afspraak dat er in ieder geval bij bepaalde klanten een schouw zou worden uitgevoerd. De rechtbank volgt [gedaagde] daarin niet. [eiser] schrijft slechts dat zij eerder heeft aangegeven in verband met het aantal door [gedaagde] aangeleverde klanten niet bij elke klant een schouw te kunnen inplannen. Aannemelijk is dat [eiser] hiermee heeft bedoeld dat zij bij geen enkele klant een schouw kan en zal uitvoeren. Dit strookt ook met haar handelswijze zoals hiervoor omschreven.
Overige verweren en betaling aanneemsom
4.12.
Nu de conclusie is dat er een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen, is [gedaagde] in beginsel verplicht om de afgesproken aanneemsom aan [eiser] te betalen.
4.13.
Aan de stelling van [gedaagde] dat er niet is voldaan aan de vereisten voor het in rekening brengen van meerwerk gaat de rechtbank voorbij. Niet gebleken is dat er sprake is van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk en een daaruit voortvloeiende prijsverhoging als bedoeld in artikel 7:755 BW.
4.14.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [gedaagde] dat [eiser] haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. De toepasselijkheid van de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW ontgaat de rechtbank in deze zaak en [gedaagde] heeft dit ook niet onderbouwd.
4.15.
[gedaagde] betwist dat [eiser] het werk heeft uitgevoerd en opgeleverd. Als productie 18 en 19 heeft [eiser] twee opleverrapporten ingebracht. Dit betreffen de klanten [A] en [B] , klanten van [gedaagde] waar [eiser] stelt zonnepanelen te hebben geïnstalleerd. Uit de producties volgt dat deze rapporten op 7 augustus 2023 naar [gedaagde] zijn gemaild. In de rapporten zijn onder meer de klantgegevens, installatiedatum, type en aantal zonnepanelen, type dak, gebruikte omvormer, gebruikte kabels en de barcodes van de micro-omvormers met een schets van de geplaatste panelen opgenomen. Ook heeft [eiser] foto’s van de geïnstalleerde zonnepanelen en de meterkast aan [gedaagde] gestuurd. Een en ander is voorzien van een handtekening van de klant. De gegevens uit deze opleverrapporten corresponderen met de door [gedaagde] opgestelde legplannen voor deze klanten. Verder heeft [eiser] als productie 12 WhatsAppcorrespondentie overgelegd waaruit volgt dat zij steeds de barcodes van de geïnstalleerde micro-omvormers naar [gedaagde] heeft gestuurd. Tegenover deze gemotiveerde stelling van [eiser] dat het werk wel degelijk is uitgevoerd en opgeleverd, heeft [gedaagde] haar betwisting onvoldoende onderbouwd. Dat [gedaagde] de e-mails met opleverrapporten – die blijkens de producties naar haar reguliere e-mailadres zijn gestuurd – niet zou hebben ontvangen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Dat het werk niet zou zijn uitgevoerd ligt ook niet in rede, gelet op het feit de klanten [gedaagde] al hebben betaald en niet gebleken is dat er ook maar één klant heeft geklaagd dat de zonnepanelen niet zijn geïnstalleerd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het werk wel is uitgevoerd en opgeleverd.
4.16.
[gedaagde] beroept zich ter zake haar betalingsverplichting nog op een opschortingsrecht. Dit verweer faalt, omdat niet is gebleken dat [eiser] tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst.
4.17.
[eiser] vordert een totaalbedrag van € 32.790,89 exclusief btw aan onbetaald gebleven facturen. [gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de hoogte van de in rekening gebrachte facturen. De rechtbank zal [gedaagde] daarom veroordelen om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
Rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.18.
[eiser] vordert de wettelijke handelsrente over het openstaande bedrag en wel vanaf de vervaldata van de facturen. [eiser] heeft echter niet gesteld dat partijen de vervaldata van de facturen zijn overeengekomen als uiterste dag van betaling zoals bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. Ingevolge het tweede lid onder a van dit artikel is de wettelijke handelsrente in dat geval van rechtswege verschuldigd vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen. [gedaagde] heeft niet betwist de facturen te hebben ontvangen op de daarin genoemde factuurdatums. Met inachtneming van het voorgaande wordt de wettelijke handelsrente toegewezen zoals vermeld onder de beslissing.
4.19.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van € 1.102,91 aan buitengerechtelijke
incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor
buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Anders dan [gedaagde] stelt is een zogenaamde veertiendagenbrief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW niet vereist, omdat zij niet gehandeld heeft als consument. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,33
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.572,00 (2 punt × tarief III)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.696,33

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis aan [eiser] te betalen:
  • € 32.790,89 exclusief btw aan onbetaald gebleven facturen;
  • de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de in productie 13 bij dagvaarding genoemde vijftien facturen, met ingang van 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op de betreffende factuurdatum en tot de voldoening;
  • € 1.102,91 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.696,33 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
45353