ECLI:NL:RBMNE:2024:4710

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/16/571818 / KG ZA 24-129
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot heropening verkoopaccount na sluiting door platformbeheerder op basis van servicenormen

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een verkoopaccount bij gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, op basis van een overeenkomst. Gedaagde heeft het verkoopaccount van eiseres op 21 februari 2024 gesloten, omdat eiseres zich niet hield aan de servicenormen, wat resulteerde in zeven strikes binnen 22 weken. Eiseres vorderde in kort geding heropening van het account en een verbod op verdere sluiting. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, oordelend dat gedaagde gerechtigd was het account te sluiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseres voldoende op de hoogte was van de gebruikersvoorwaarden en servicenormen, en dat de sluiting van het account niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.973,00 zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/571818 / KG ZA 24-129
Vonnis in kort geding van 17 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. C.G. Mensink te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.J.B. Heemskerk te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 maart 2024 met producties;
  • de akte houdende producties van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling van 3 april 2024;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Op 3 april 2024 heeft mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.C.F. Vissers, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was namens [eiseres] aanwezig de heer [DGA] (directeur-grootaandeelhouder), bijgestaan door mr. Mensink. Verder was namens [gedaagde] aanwezig mevrouw [A] (legal counsel) en mevrouw [B] (afdeling handhavend beleid), bijgestaan door
mr. Heemskerk. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Daarna is uitspraak bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

[eiseres] heeft in 2021 met [gedaagde] een overeenkomst gesloten op basis waarvan zij haar producten heeft verkocht via het platform van [gedaagde] . Op 21 februari 2024 is het verkoopaccount van [eiseres] door [gedaagde] gesloten. Partijen verschillen van mening of het verkoopaccount moet worden heropend en of [gedaagde] moet worden verboden om het account opnieuw te sluiten. De voorzieningenrechter concludeert dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Dit wordt als volgt toegelicht.

3.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
3.1.
[eiseres] exploiteert verschillende webwinkels en verkoopt haar producten sinds 2021 ook als zakelijk verkoper via het platform van [gedaagde] . Zij heeft daarvoor een overeenkomst gesloten met [gedaagde] . De bestellingen bij [eiseres] via [gedaagde] worden door [eiseres] aan de klanten verzonden met de diensten van PostNL.
3.2.
Op 21 februari 2024 heeft [eiseres] van [gedaagde] een e-mailbericht ontvangen:
“(…) Helaas heb je in 22 weken 7 strikes ontvangen. Om deze reden is je verkoopaccount definitief gesloten. Je artikelen staan ook niet meer te koop op [gedaagde] . Hiermee beëindigen we onze samenwerking, je kan ook geen nieuw verkoopaccount meer aanmaken. (…).”Deze strikes zagen op een te late bezorging bij de klanten, waardoor [eiseres] niet voldeed aan de servicenormen die [gedaagde] hanteert voor haar zakelijke verkopers.
3.3.
Omdat [gedaagde] – ondanks verzoeken van [eiseres] – niet is overgegaan tot heropening van het verkoopaccount van [eiseres] , vordert [eiseres] in deze procedure [gedaagde] te bevelen om het verkoopaccount weer te openen en [eiseres] toe te laten tot haar gebruikelijke verkoopactiviteiten. Ook vordert zij [gedaagde] te verbieden het account opnieuw te sluiten. Aan deze vorderingen heeft [eiseres] een dwangsom verbonden. Volgens [eiseres] zijn de gebruikersvoorwaarden en servicenormen, waar de sluiting van het account op is gegrond, niet van toepassing dan wel onredelijk bezwarend, waardoor ze vernietigbaar zijn. Bovendien had [gedaagde] geen bevoegdheid om tot sluiting over te gaan en heeft zij in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid door dat toch te doen.
Producties 1 en 2 van [gedaagde] worden buiten beschouwing gelaten
3.4.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de ingediende producties van [gedaagde] . Dit bezwaar wordt voor de producties 1 en 2 gehonoreerd. Deze producties zijn digitaal in een onleesbare vorm toegezonden. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om te zorgen voor leesbare producties. Het is niet de verplichting van de ontvanger om te vragen om leesbare producties. Dat de producties tijdens de mondelinge behandeling fysiek zijn overgelegd en dat producties 1 en 2 daarin leesbaar zijn, maakt geen verschil. Processtukken die binnen 24 uur voor de mondelinge behandeling worden ingediend, worden als te laat beschouwd. Dit betekent dat er niet op tijd een leesbare variant van producties 1 en 2 is overgelegd. Deze zullen daarom buiten beschouwing worden gelaten.
3.5.
De overige producties 3 t/m 8 worden niet buiten beschouwing gelaten. Deze zijn op 29 maart 2024 digitaal toegezonden en ontvangen. Dat is meer dan 24 uur voor de mondelinge behandeling en dat acht de voorzieningenrechter voldoende om van die producties kennis te nemen. Die producties waren ook leesbaar.
Het kader voor toewijzing van een vordering in kort geding
3.6.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De
rechtbank moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die
voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.7.
Onweersproken is gesteld dat de meeste omzet van [eiseres] wordt gehaald uit de verkopen via het platform van [gedaagde] . Door de sluiting van het verkoopaccount per
21 februari 2024 verliest [eiseres] deze omzet. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
De gebruikersvoorwaarden en de servicenormen zijn van toepassing op de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]
3.8.
Artikel 6:233 BW bepaalt (aanhef en onder b) dat een beroep op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden slaagt indien de gebruiker daarvan aan de wederpartij geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om daarvan kennis te nemen.
Artikel 6:234 BW bepaalt – kort gezegd – op welke wijze de gebruiker aan de wederpartij de in artikel 6:233 onder b BW bedoelde mogelijkheid heeft geboden.
3.9.
Het is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] van de gebruikersvoorwaarden kennis heeft genomen. Als onweersproken staat namelijk vast dat een zakelijk verkoper bij zijn digitale aanmelding op het platform van [gedaagde] moet instemmen met de toepasselijkheid van de gebruikersvoorwaarden. Die instemming gebeurt door een ‘vinkje’ te plaatsen tijdens het aanmeldproces en zonder dit vinkje kan een partij zich niet aanmelden als zakelijk verkoper. Tijdens dit proces staan de gebruikersvoorwaarden als een link vermeld, waarna je rechtstreeks naar de pagina met die gebruikersvoorwaarden wordt gestuurd. Uit de printscreen op pagina 5 van de spreekaantekeningen van [gedaagde] volgt dat die gebruikersvoorwaarden ook elektronisch toegankelijk worden gemaakt gedurende dit aanmeldproces. Onder de gebruikersvoorwaarden is een print-knop vermeld, zodat de gebruikersvoorwaarden kunnen worden geprint. Daarmee is het ook mogelijk om ze op te slaan voor latere kennisneming.
3.10.
Dat op deze wijze het aanmeldproces plaatsvindt en dat tijdens dit aanmeldproces de gebruikersvoorwaarden door middel van een link toegankelijk worden gemaakt, heeft [eiseres] niet (voldoende) weersproken. Daarmee is voorshands komen vast te staan dat ook [eiseres] tijdens haar aanmelding de gebruikersvoorwaarden heeft aanvaard, dat ze ter hand zijn gesteld en dat ze kunnen worden opgeslagen. Daarmee is voldaan aan de criteria uit artikel 6:234 BW. Ook blijkt hieruit dat de gebruikersvoorwaarden zijn verstrekt op de in artikel 6:230c BW voorziene wijze. De link, die wordt vermeld tijdens het aanmeldproces, is een gemakkelijk elektronisch toegankelijk door [gedaagde] meegedeeld webadres.
3.11.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] kennis heeft kunnen nemen van de gebruikersvoorwaarden, zodat deze niet voor vernietiging (op grond van artikel 6:233 onder b BW) in aanmerking komen. De gebruikersvoorwaarden zijn daarom van toepassing op de overeenkomst tussen partijen.
3.12.
Ook de servicenormen zijn van toepassing op de overeenkomst tussen partijen en komen niet voor vernietiging in aanmerking. In artikel 1 lid 5 van de toepasselijke gebruikersvoorwaarden staat een link naar de Website voor Zakelijke Verkopers en op die website zijn de servicenormen vermeld. Bovendien staat in artikel 15 lid 4 van de gebruikersvoorwaarden een directe link naar de juiste pagina. Door te klikken op die link komt een zakelijk verkoper ( [eiseres] ) op de pagina van de servicenormen, waar vervolgens ook het webadres te zien is. Dat [eiseres] vanaf de Website voor Zakelijke Verkopers meermaals moet doorklikken om uiteindelijk de servicenormen te vinden, doet vanwege die rechtstreekse link aan de toepasselijkheid niets af. Vervolgens is ook voldoende komen vast te staan dat via die rechtstreekse link voldaan is aan het vermelden van een webadres, zoals vereist in artikel 6:230c lid 3 BW. Dat [eiseres] , zoals gesteld ter zitting, een papieren versie van die gebruikersvoorwaarden heeft en daardoor met de rechtstreekse link (zonder vermelding van het webadres) niets kan, maakt niet dat de servicenormen daardoor niet toegankelijk zijn (geweest) voor [eiseres] . Alle communicatie met [gedaagde] verloopt immers elektronisch, zodat het de voorzieningenrechter logisch voorkomt dat dat ook geldt voor de gebruikersvoorwaarden en de servicenormen.
[gedaagde] mocht het verkoopaccount van [eiseres] sluiten
3.13.
De bevoegdheid tot sluiting van een verkoopaccount is door [gedaagde] geregeld in artikel 15 lid 4 van de gebruikersvoorwaarden. In dit artikel is bepaald: “
is gerechtigd om het Verkoopaccount met onmiddellijke ingang te beëindigen in het geval i) dwingend nationaal recht anders bepaalt, ii) [gedaagde] op grond nationale wetgevingsbepalingen een recht van beëindiging om een dwingende reden uitoefent en iii) de Zakelijke Verkoper zich herhaaldelijk niet houdt aan de servicenormen of aan de Gebruikersvoorwaarden. Het overtreden van de Gebruikersvoorwaarden kan leiden tot beleidsovertredingen en puntenaftrek, waarbij een puntentotaal van nul sluiting van het Verkoopaccount betekent.
3.14.
Artikel 15 lid 4 onder iii) van de gebruikersvoorwaarden met de bevoegdheid voor [gedaagde] om tot sluiting van een verkoopaccount over te gaan, is voorshands niet onredelijk bezwarend. [gedaagde] moet een mogelijkheid hebben om een verkoopaccount te sluiten wanneer een zakelijk verkoper zich herhaaldelijk niet houdt aan de servicenormen.
3.15.
Het is vervolgens op zichzelf juist dat in artikel 15 lid 4 van de gebruikersvoorwaarden niet is vermeld dat het krijgen van zeven strikes in 22 weken leidt tot een sluiting van het verkoopaccount, zoals [eiseres] betoogt. Maar met die bepaling is wel overeengekomen dat het herhaaldelijk niet houden aan de servicenormen een reden is voor sluiting. Dat heeft [gedaagde] verder ingevuld door een strikesysteem te hanteren. Als onvoldoende weersproken staat tussen partijen vast dat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan de servicenormen en dat zij daarvoor zeven strikes heeft ontvangen in 22 weken. [gedaagde] had dus in beginsel een reden om over te gaan tot sluiting van het verkoopaccount.
Het standpunt van [eiseres] , dat inhoudt (kort samengevat) dat [gedaagde] niet tot sluiting mocht overgaan, omdat het niet voldoen aan de servicenormen niet aan haar kan worden toegerekend, wordt niet gevolgd. Volgens [eiseres] wordt de vertraagde levering van pakketjes veroorzaakt door PostNL en betreft het daarmee geen tekortkoming in haar eigen prestatie. Maar in de contractuele relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] draagt [eiseres] de verplichting om te voldoen aan de servicenormen, waaronder het tijdig leveren van bestellingen aan haar klanten. Vast staat dat [eiseres] aan die verplichting niet heeft voldaan. Dat PostNL daar (mogelijk) de veroorzaker van is, wordt – in die contractuele relatie met [gedaagde] – [eiseres] aangerekend. Het valt in haar risicosfeer dat zij PostNL als vervoerder heeft ingeschakeld voor de levering van de bestellingen. En het valt ook onder haar bedrijfsrisico dat zij geen gebruik kan/wil maken van de verzendmethodes via [gedaagde] . [eiseres] heeft de vrije keuze om te bepalen wie de bestellingen van [eiseres] bezorgt. De gevolgen van die keuze kunnen niet worden verschoven naar [gedaagde] . Het blijft de verantwoordelijkheid van [eiseres] , omdat zij degene is die zich moet houden aan de servicenormen. Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting onweersproken gesteld dat zij haar zakelijk verkopers tegemoet komt door haar servicenormen naar beneden bij te stellen wanneer uit haar dataonderzoek in het algemeen blijkt dat de levering door PostNL vertragingen heeft. Daarom wordt in de maanden november en december de servicenormen naar beneden bijgesteld. Die stelling heeft [eiseres] niet weersproken. Daar komt bij dat onweersproken is dat [eiseres] de mogelijkheid had om de leveringstermijn die zij ten behoeve van haar klanten op haar verkoopaccount bij [gedaagde] aangaf te verruimen, zodat het risico op een te late levering zou afnemen of dat te late levering niet meer zou voorkomen. Dat [eiseres] dat om haar moverende, naar de voorzieningenrechter begrijpt commerciële redenen, niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico.
De beslissing om tot sluiting van het verkoopaccount over te gaan is niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
3.16.
[eiseres] heeft in de dagvaarding onder het kopje “IV.III Onredelijk bezwarend” nog een aantal argumenten opgesomd, die volgens haar moeten leiden tot het oordeel dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding. De voorzieningenrechter begrijpt die stellingen zo dat ze ook zien op de door [eiseres] ingenomen conclusie dat de sluiting van het verkoopaccount naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (geweest). [eiseres] wordt niet gevolgd in deze stellingen. Dit zal hierna worden besproken.
3.17.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] uitgelegd dat haar reputatie van commercieel belang voor haar is. Die reputatie wordt mede bepaald door het handelen van haar zakelijke verkopers op haar platform. Voldoende aannemelijk is dat de leverdata van producten van belang zijn in de huidige onlinemarkt en van invloed zijn op de reputatie van een bedrijf. Daarom moeten deze leverdata, die te zien zijn bij het plaatsen van de bestellingen, worden nageleefd. Wanneer dat niet gebeurt, kan de reputatie – zowel van [gedaagde] als [eiseres] – daaronder lijden. [gedaagde] heeft dus een belang bij het handhaven van deze specifieke norm.
3.18.
In het licht van dit belang van [gedaagde] heeft [eiseres] in deze voorlopige voorziening onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te concluderen dat de beslissing om tot sluiting van het verkoopaccount over te gaan overigens, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, onaanvaardbaar is geweest.
3.19.
Allereerst wordt in dit verband geoordeeld dat er geen sprake is van oneerlijke concurrentie, zoals [eiseres] stelt. Het platform waarop [eiseres] haar producten heeft verkocht, is van [gedaagde] . Dat betekent dat [gedaagde] ook de partij is die de voorwaarden mag bepalen. En onderdeel van die voorwaarden is dat het strikesysteem niet geldt als de pakketten worden verzonden via [gedaagde] en dat dit systeem niet gehanteerd wordt bij bestellingen die (rechtstreeks) bij [gedaagde] worden gedaan. Dat levert geen willekeur of oneerlijke concurrentie op en het is daarom ook geen reden om te concluderen dat het handelen van [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat [gedaagde] bewust omstandigheden heeft gecreëerd om [eiseres] uit de markt te werken. [gedaagde] heeft de voorwaarden bepaald en deze zijn ook aanvaard door [eiseres] op het moment dat zij gebruik is gaan maken van het platform van [gedaagde] .
3.20.
[eiseres] stelt vervolgens dat [gedaagde] een rechtstreeks financieel belang heeft bij de sluiting van het account van [eiseres] . Zij verkoopt dezelfde producten en is daarmee – volgens [eiseres] – een rechtstreekse concurrent. Die stelling van [eiseres] is juist. Maar dat betekent voorshands nog niet dat het een reden vormt om te oordelen dat de sluiting van het verkoopaccount van [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als dat standpunt zou worden gevolgd, zou het account van [eiseres] nooit mogen worden gesloten. Dat komt de voorzieningenrechter als onjuist voor. Het is nu eenmaal een gegeven dat [gedaagde] dezelfde producten verkoopt als [eiseres] .
3.21.
[eiseres] heeft bovendien erkend dat het platform van [gedaagde] voor haar het belangrijkste verkoopkanaal is en dat haar omzet via [gedaagde] met 30% is toegenomen. Hieruit blijkt dat het behoud van de reputatie van [gedaagde] ook voor [eiseres] van belang is (geweest).
3.22.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken dat de beslissing om tot sluiting van het verkoopaccount van [eiseres] over te gaan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Die hoge drempel is niet gehaald.
De vorderingen worden afgewezen
3.23.
[gedaagde] heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat het verkoopaccount van [eiseres] gesloten kon worden. Het is daarom niet in hoge mate waarschijnlijk dat dezelfde vorderingen in een te voeren bodemprocedure zullen worden toegewezen. De vorderingen van [eiseres] (inclusief de dwangsommen) worden daarom afgewezen.
[eiseres] zal worden veroordeeld in de proceskosten
3.24.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T van Rens op 17 april 2024.