Op 6 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen twee verzoeksters, beide B.V.'s, en de Autoriteit Persoonsgegevens. De zaak betreft een verzoek om schorsing van een publicatiebesluit van de Autoriteit, dat op 18 april 2024 was genomen. Dit publicatiebesluit hield in dat twee sanctiebesluiten, opgelegd aan de verzoeksters wegens vermeende overtredingen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), openbaar gemaakt zouden worden. De verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen dit publicatiebesluit en vroegen de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen, omdat zij vreesden voor onevenredige schade aan hun reputatie en marktpositie door de openbaarmaking van de sanctiebesluiten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de beoordeling van het verzoek, aangezien de publicatie van de sanctiebesluiten onomkeerbare gevolgen kan hebben. De Autoriteit had eerder sancties opgelegd aan verzoekster 1 in de vorm van een boete van €120.000 en aan verzoekster 2 een last onder dwangsom. De Autoriteit stelde dat de verwerking van persoonsgegevens door verzoekster 1 onrechtmatig was, omdat deze geen gerechtvaardigd belang diende en niet noodzakelijk en evenredig was.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er verschillende punten zijn die nader debat vereisen en dat het niet uitgesloten is dat de sanctiebesluiten in rechte geen stand houden. Gezien de belangenafweging tussen de Autoriteit en de verzoeksters, oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van de verzoeksters zwaarder wegen. Daarom werd het verzoek om schorsing toegewezen, en werd het publicatiebesluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de Autoriteit veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeksters.