ECLI:NL:RBMNE:2024:4835
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening alcoholonderzoek rijgeschiktheid verzoekster
Op 2 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) was geschorst. Het CBR had op 3 juni 2024 besloten dat verzoekster een onderzoek naar haar alcoholgebruik moest ondergaan, nadat zij onder invloed van alcohol was aangetroffen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 2 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het CBR aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het CBR op basis van de beschikbare informatie, waaronder een rapport van de politie, voldoende aannemelijk kon maken dat verzoekster onder invloed van alcohol een motorvoertuig had bestuurd. Het alcoholpromillage van verzoekster was vastgesteld op 2,05, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de informatie van de politie onjuist was. Bovendien had verzoekster zelf bijgedragen aan de onduidelijkheid over haar alcoholgebruik door na het parkeren van haar auto alcohol te consumeren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het CBR terecht had besloten tot het opleggen van het onderzoek naar de rijgeschiktheid en dat de schorsing van het rijbewijs gerechtvaardigd was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en verzoekster werd erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstond.