In deze zaak, die op 15 juli 2024 werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers [eiser sub 1], [eiseres] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. inzake de executie van twee authentieke aktes van geldlening en hypotheekstelling. De eisers vorderen onder andere de schorsing van de executie van de registergoederen in Abcoude en Rotterdam, en de intrekking van goedkeuringsprocedures voor onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers ontvankelijk zijn in hun vorderingen, maar dat de vorderingen van [gedaagde] niet te hoog zijn en de executie niet geschorst hoeft te worden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de leningsovereenkomsten ook na de looptijd van zes maanden van kracht blijven en dat de rente van 10% per jaar ook na de cessie van de vorderingen door [C] en [D] aan [gedaagde] van toepassing is. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, omdat de eisers in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.